Bedieningsinstructies - Laerdal The BAG II Mode D'emploi

− Druk de volle O2-bufferballon samen. Als het goed is, ontsnapt er lucht naar de omgeving – hetgeen te
zien is aan het omhoog komen van het schijfmembraan op het onderste deel van de maskerconnectie – en
stroomt deze niet terug naar de beademingsballon (7).
4 DRUKBEGRENZINGSREGELAAR: De beide pediatrische beademingsballonnen zijn voorzien van een
patiëntventiel met een speciale drukbegrenzer
5 (2), die op het omhulsel van het bovenste ventiel is aangebracht. Indien de inademing samenvalt met een
pulmonale weerstand van circa 35±5 cmH
en/of barotrauma afneemt.Wanneer de begrenzer zich opent, is er een sissend geluid te horen. Indien er
een hogere beademingsdruk nodig is, kunt u de drukbegrenzer tijdelijk uitschakelen door er met een vinger
op te drukken, of u kunt vergrendelen met behulp van de speciale druk-en-draaifunctie.
6 Indien er een hoge zuurstofconcentratie nodig is, bevestigt u de zuurstofleiding (4) aan de beademingsballon
en een instelbare zuurstofbron, en bevestigt u een O2-bufferballon (5) of (6) aan de beademingsballon.
7 Stel de zuurstofstroom zodanig in dat de O2-bufferballon tijdens het gebruik volledig of gedeeltelijk gevuld
blijft.
8 Wanneer u een masker (3) gebruikt dat u aan de beademingsballon bevestigt, dient u goed te controleren
of het luchtdicht afsluit en goed past.
9 Bij gebruik van een beademingscanule of tracheotomiecanule dient u het masker (3) te verwijderen en
de beademingsballon direct op de canule te bevestigen. In het elleboogstuk van het masker bevindt zich
speciaal hiervoor een opening met een binnendiameter van 15 mm.
10 HANDBAND: Pak de beademingsballon met uw hand vast.Verstel de handband (8) door het lusje van het
haakje losser te maken.Trek vervolgens de band aan zodat deze om uw hand past. Maak vervolgens het lusje
weer vast aan het haakje.

Bedieningsinstructies

Indien er aanvullende zuurstof nodig is, bevestig dan de zuurstofbron aan op de zuurstofconnectie van de
beademingsballon.
1 Open de luchtweg van de patiënt.
2 Verwijder lichaamsvreemde objecten uit de mond van de patiënt.
3 Breng het masker stevig aan op het gezicht. Bij een geïntubeerde patiënt bevestigt u de
patiëntventielconnectie direct op de beademingscanule. Knijp in de beademingsballon en laat deze weer los.
Wacht daarbij tussen de inspiraties lang genoeg, zodat de patiënt kan uitademen en de beademingsballon
weer kan uitzetten.Volg het geldende protocol van uw organisatie.
4 Controleer of de borst van de patiënt omhoog en omlaag beweegt en luister naar de luchtstroom die bij
het uitademen van de patiënt uit het ventiel komt.
BELANGRIJK: Indien de borst van de patiënt niet bij iedere ademhaling omhoog en omlaag beweegt of er geen
luchtstroom is, is mogelijk de luchtweg van de patiënt of het patiëntventiel zelf geblokkeerd.
WAARSCHUWING: ONDERNEEM DIRECT ACTIE door kunstmatige beademing (mond-op-mond-,
mond-opbarrière-, mond-op-canulebeademing) toe te passen of volg het geldende protocol van uw organisatie
Voordat u verder gaat, moet de luchtweg worden vrijgemaakt.
O, opent de begrenzer zich, zodat het risico van maagdilatatie
2
14