Afvoerleidingwerk; Elektrische Installatie; De Adresseringen En In Gebruik Zijnde Apparaten Instellen; Proefdraaien - Mitsubishi Electric CITY MULTI CMB-P104V-G1 Manuel D'installation

Appareil intérieur, contrôleur bc principal, contrôleur bc secondaire
Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 20

4.4. Afvoerleidingwerk

1. Afvoerleidingwerk
Verzeker u ervan dat de afvoerleidingen naar beneden lopen met een helling
van meer dan 1/100ste in de richting van de buitenkant (afvoerzijde). Als het
onmogelijk is om de leidingen naar beneden hellend aan te brengen, gebruik
dan het optioneel verkrijgbare mechanisme om de afvoer te verhogen, zodat
dan een helling van meer dan 1/100ste bewerkstelligd kan worden.
Verzeker u ervan dat dwarslopende leidingen niet langer zijn dan 20 m. Als de
afvoerleidingen lang zijn, ondersteun deze dan met metalen steunen zodat de
leidingen niet kunnen buigen, krom trekken of trillen.
Sluit de meegeleverde afvoerslang aan op de afvoeropening van de omkasting
van het apparaat. Gebruik harde PVC leidingen VP-25 (ø32) voor de afvoer-
leidingen (2). Maak de meegeleverde afvoerslang vast aan de afvoeropening
met gebruik van de meegeleverde band. (Gebruik hiervoor geen kleefmiddel
omdat u de afvoerleiding later voor onderhoud moet kunnen verwijderen.)
Monteer geen stankafsluiter op de uitlaatopening.
[Fig. 4.4.1] (P.6)
A:
25 cm
B:
1,5 – 2 m
A Neerwaartse helling van meer dan 1/100
B lsolatiemateriaal
D Afvoeropening
E Afvoerslang (lengte 200 mm, meegeleverd)
F Aantrekband (meegeleverd)

5. Elektrische installatie

s Raadpleeg van te voren alle van toepassing zijnde reglementen van de
energiebedrijven.
Waarschuwing:
Elektrisch werk moet door gekwalificeerde elektriciens worden gedaan in
overeenstemming met alle van toepassing zijnde "Technische Normen voor
Elektrische Installatie" en de meegeleverde instructiehandleidingen. Er moe-
ten ook speciale circuits gebruikt worden. Als de stroomvoorziening te laag
wordt gedimensioneerd of als er montagefouten worden gemaakt kan dit
elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
s Sluit alle kabels goed aan.
Sluit het netsnoer aan op de bedieningsdoos m.b.v. een kabeldoorvoer die
spankrachten kan opvangen (een PG-aansluiting of iets dergelijks).
[Fig. 5.0.1] (P.6)
A Regelkastje
C ø21 gat (gesloten rubberen bus)
s Sluit het netsnoer niet aan op het klemmenbord voor de bedieningskabels.
(Als u dit wel doet, kan het stuk gaan.)
s Zorg ervoor dat u de bedrading aanbrengt tussen de klemmenborden
van de bedieningsdraden voor het binnenapparaat, buitenapparaat en de
BC-bedieningseenheid.
Gebruik tweeaderige signaalkabels zonder polariteit.
Gebruik tweeaderige afgeschermde kabels (CVVS, CPEVS) met een diameter
2
van 1,25 mm
voor de signaaldraden.
De schakelcapaciteit van de netvoeding voor de BC-bedieningseenheden en de
draadgrootte zijn als volgt:

6. De adresseringen en in gebruik zijnde apparaten instellen

De fabriekinstelling van de adresschakelaar van elk van de BC-bedieningseenheden
is "000".
Stel de adresschakelaar in op 1 + het adres van het buitenapparaat.
s Het adres van de BC-bedieningseenheid dient normaal gesproken te
worden ingesteld op 1 + het adres van het buitenapparaat. Als dit er ech-
ter toe zou leiden dat het apparaat hetzelfde adres krijgt als een ander
buitenapparaat, moet u het adres instellen op een andere waarde tussen
51 en 100. U dient vervolgens te controleren of dit adres verschilt van de
adressen van de andere bedieningseenheden.
Raadpleeg hiertoe de installatiehandleiding van de buitenapparaten.

7. Proefdraaien

Controleer het volgende voordat u een test uitvoert:
s Controleer nadat u de binnenunits en BC Controllers hebt geïnstalleerd
en de leidingen en kabels hebt aangesloten nog een keer of er geen koel-
vloeistof lekt en of de voedings- en besturingskabels slap hangen.
C Bevestigingssteun
G band voor de slang (meegeleverd)
B Voedingskabel
D Transmissiedraden
Installeer, zoals aangegeven in 3, ongeveer 10 cm onder de afvoer-
openingen een verzamelleiding met een naar beneden lopende helling van
meer dan 1/100ste. De verzamelleiding moet van VP-30 zijn.
Laat de afvoerleidingen uitkomen op een plaats waar geen stankontwikkellng
kan optreden.
Laat de afvoerleidingen niet uitkomen op een afvoer waar geïoniseerde gas-
sen kunnen ontstaan.
U kunt de afvoerleidingen in een door u gewenste richting installeren. Houd
hierbij echter rekening met de hierboven beschreven instructies.
Als u het optioneel verkrijgbare opwaartse afvoermechanisme gebruikt, volg
dan de installatie- en gebruiksinstructies uit de instructiehandleiding.
[Fig. 4.4.2] (P.6)
A BC-bedieningseenheid
C Verzamelleiding
D Controleer of de lengte ten minste 10 cm is.
2. Afvoertest
Open na het installeren van de afvoerleidingen het BC-bedieningspaneel en test
de waterafvoer met een kleine hoeveelheid water. Controleer ook of er geen water
lekt uit de verbindingen.
3. Isolatie van de afvoerleidingen
Breng net als op de koelleidingen voldoende isolatie aan op de afvoerleidingen.
Let op:
Bedek de afvoerleidingen met thermische isolatie om condensvorming te
voorkomen. Als er geen afvoerleidingen zijn geïnstalleerd, kan er water uit
het apparaat lekken en schade aan uw eigendommen veroorzaken.
Schakelaar (A)
Smeltveiligheid
Vermogen
Zekering
16
16
20 A
Voor meer gedetailleerde informatie verwijzen wij u naar de installatie-
handleiding van het buitenapparaat.
Netspanningskabels van apparatuur mag niet lichter zijn dan ontwerp 245 IEC
53 of 227 IEC 53.
Een schakelaar met een contactonderbreking van minimaal 3 mm in elke pool
moet door de airconditionerinstallateur worden geleverd.
Let op:
Gebruik alleen de correcte waarde voor de zekering en de onderbreker. Bij
toepassing van zekeringen of leidingen van een verkeerde capaciteit kan
een defect of brand optreden.
Zorg ervoor dat de buitenapparaten geaard zijn. Sluit de aardingskabel niet
aan op een gasleiding, een waterleidingspijp, een bliksemafleider of een
telefoonaardingskabel.
Onvolledige aarding kan elektrische schokken tot gevolg hebben.
s Gebruik een 500V-isolatiemeter om te controleren of de isolatieweerstand
tussen het aansluitblok van de voeding en de aarde meer dan 1,0 M is.
Als de weerstand minder dan 1,0 M is, gebruik het apparaat dan niet.
Let op:
Meet nooit de isolatieweerstand van het aansluitblok voor de besturings-
kabels.
B Binnenapparaat
Draaddia-
Aardlek-
meter
schakelaar
20 A 30 mA
1,5 mm
2
0,1 s of minder
47

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières