Afstellingen Voor De Ontsteking; Servomotor; Starten Brander; Ontsteking Brander - Riello RS 34/M MZ Manuel D'entretien

MIN. GASDRUKSCHAKELAAR
(A)
(C)

SERVOMOTOR

(D)
(E)
LUCHTDRUKSCHAKELAAR
D3855
(B)
D3833

AFSTELLINGEN VOOR DE ONTSTEKING

DE EERSTE ONTSTEKING MOET UITGE-
VOERD WORDEN DOOR VAKBEKWAAM
PERSONEEL VOORZIEN VAN GESCHIKT
GEREEDSCHAP.
De afstelling van de verbrandingskop, lucht, is
reeds beschreven op blz. 8.
Andere nog uit te voeren afstellingen zijn:
- Open de handbediende kleppen voor de gas-
- Stel de min. gasdrukschakelaar af op het
- Stel de luchtdrukschakelaar af op het begin
- Ontlucht de gasleiding.
D3854
- Monteer een manometer (C) op het gasdruk-
- Parallel aan de elektromagnetische kleppen
Alvorens de brander op te starten, is het raad-
zaam de gasstraat af te stellen zodat de
opstart
omstandigheden d.w.z. met een zeer zwak
D3841
gasdebiet.
SERVOMOTOR (D)
De servomotor regelt tegelijkertijd de luchtklep
door middel van de variabele profielnok en de
gassmoorklep.
De draaihoek op de servomotor is dezelfde als
de hoek op de regelschijf van de luchtklep.
De servomotor draait 90° in 24 sec.
De vijf nokken zijn voorafgesteld in de fabriek.
Wijzig deze afstelling niet, controleer alleen of
ze afgesteld zijn zoals hierboven aangegeven:
Nok I
Beperkt de wenteling naar het maximum. Bij
werking van de brander op max. vermogen,
dient de gassmoorklep helemaal open te zijn:
90°.
Nok I I
Beperkt de wenteling naar het minimum. Als de
brander niet werkt, moeten de luchtklep en de
gassmoorklep gesloten zijn: 0°.
Nok I I I
Regelt de positie van ontsteking en het mini-
mum vermogen.
Nok I V

STARTEN BRANDER

D7679
Sluit de afstandsbediening en zet de schakelaar
1)(E) in positie "MAN".
Zodra de brander start, de draairichting van de
turbine van de ventilator controleren vanaf het
vlamkijkvenster 17)(A)blz.4.
Controleer of de lampjes of de testers, aangeslo-
ten op de elektromagnetische kleppen, of de
controlelampjes op de elektro-magnetische klep-
pen zelf afwezigheid van spanning aangeven.
Geven deze spanning aan, stop dan de brander
onmiddellijk en controleer de elektrische verbin-
dingen.

ONTSTEKING BRANDER

Na de onder het vorige punt beschreven hande-
lingen te hebben uitgevoerd dient de brander
aan te slaan.
Als de motor start maar de vlam niet ontstoken
wordt en de brander vergrendelt, de veiligheids-
stop ontgrendelen en een nieuwe startpoging
doen. Mocht er ook daarna geen ontsteking
plaats vinden, dan kan het zijn dat het gas niet
binnen de veiligheidstijd van 3 sec. de brander-
kop bereikt. Verhoog dan het gasdebiet bij de
ontsteking (startdebiet).
De manometer (C) toont aan wanneer het gas
de mof bereikt.
Na de ontsteking verdergaan met de volledige
afstelling van de brander.
10
LET OP
!
straat.
begin van de schaal (A) (min. druk).
van de schaal (B) (min. druk).
Het is aan te raden de ontsnapte lucht met
een plastic slang buiten het gebouw te bren-
gen tot men het gas ruikt.
meetpunt van de mof.
Deze dient om het max. brandervermogen bij
benadering te meten door middel van de tabel
op blz. 6.
VR en VS twee lampjes of testers aansluiten
om het juiste moment te zien waarop ze
onder spanning komen. Deze handeling is
niet nodig als beide elektromagnetische
afsluiters voorzien zijn van een controle-
lampje dat de elektrische spanning aangeeft.
gebeurt onder maximaal
: 90°
: 0°
: 15°
: Vastgemaakt op kam III
veilige