Télécharger Imprimer la page

Textron Jacobsen Greens King V Plus Manuel De Fonctionnement page 50

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

5
OPERATIONELE WERKING
NL
5.6
RIJDEN / TRANSPORT
Alle in deze handleiding opgenomen
veiligheidsaanwijzingen moeten worden gelezen en
opgevolgd wanneer de tractor wordt gereden of
getransporteerd. Zie sectie 5.3 voor algemene
bedieningsvoorschriften. Bij achteruitrijden moet
vooral goed achter de machine worden gekeken of
de weg vrij is.
Belangrijk: Als deze tractor op de openbare weg
wordt gereden, moet worden voldaan aan lokale
wetten en voorschriften. Neem contact op met de
plaatselijke autoriteiten om op de hoogte te zijn van
deze verordeningen alsmede de eisen t.a.v. de
machine.
1.
Schakel alle aandrijvingen uit en breng de
aanzetstukken omhoog in de transportstand
wanneer naar en van het werkgebied wordt
gereden.
5.7
TWEEWIEL- EN DRIEWIELAANDRIJVING
De tractor is ontworpen om naar de
driewielaandrijvingsstand over te gaan wanneer de
kooischakelaar (C) in de AAN-stand wordt gezet,
de tractiehefboom (F) in stand "1" staat en de
tractiepedaal (T) wordt ingedrukt ten behoeve van
voorwaartse beweging.
5.8
BEDIENING OP HELLINGEN
WAARSCHUWING
Om de kans op kantelen te minimaliseren,
wordt de veiligste methode tijdens het
werken op hellingen en terrasvormig
terrein vertegenwoordigd door op en neer
rijden (verticaal) en niet in de
dwarsrichting (horizontaal). Vermijd
onnodig draaien, rijd met lage snelheid en
blijf goed letten op verborgen gevaren.
VOORZICHTIG
Bedien deze tractor niet op hellingen
steiler dan 15
De tractor is ontworpen om onder normale
maaiomstandigheden goede tractie en stabiliteit te
demonstreren. Tijdens het werken op hellingen,
met name ruw terrein, of wanneer het gras nat is,
dient grote voorzichtigheid in acht te worden
genomen. Nat gras vermindert de tractie en de
besturingscontrole.
NL-12
All manuals and user guides at all-guides.com
JACOBSEN GREENS KING V PLUS Serie: WA
VEILIGHEIDS- EN BEDIENINGSHANDLEIDING
2.
3.
De driewielaandrijvingsfunctie wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de tractiepedaal (T) wordt
ingedrukt voor "achteruit", de tractiehefboom (F) in
stand "2" of de kooischakelaar (C) in de UIT-stand
wordt gezet.
1.
2.
3.
4.
0
.
Juiste bandenspanning is van essentieel belang
voor maximale tractie.
Zet de parkeerrem los, zet de gashendel in de
"snelle" stand en beweeg de tractiehefboom
naar "2". Druk de tractiepedaal langzaam in.
Gebruik voor transport altijd stand "2". Waar
sprake is van driewielaandrijving en extra
vermogen is vereist, dient de kooischakelaar
(C) kort te worden geactiveerd en de
tractiehefboom in stand "1" te worden gezet om
de driewielaandrijving in werking te stellen.
VOORZICHTIG
Om kantelen of verlies van controle te
voorkomen dient bij het nemen van
bochten met verminderde snelheid te
worden gereden.
Maai altijd met 'vol gas', maar reduceer de
rijsnelheid om de juiste maaifrequentie te
handhaven.
Als de tractor de neiging heeft om de glijden
of als de banden het gras beginnen te
'markeren', manoeuvreer de tractor dan naar
een minder steile positie totdat de tractie is
hersteld of de bandensporen verdwijnen.
Als het glijden of markeren (als onder punt 1)
voortduurt, dan is de helling te steil om veilig
te bewerken. Ga in zo'n geval niet verder,
maar verlaat dit gedeelte langzaam en
voorzichtig.
Tijdens het afdalen langs een steile helling
dienen de aanzetstukken altijd op de grond te
worden neergelaten om de kans op kantelen
te verminderen.

Publicité

loading