Waterzijdige Aansluiting - Atlantic VM 200 Mode D'emploi

3. Waterzijdige aansluiting

Vooraleer u het toestel waterzijdig aansluit, moeten de toevoerleidingen goed schoon zijn opdat er geen metalen
of andere deeltjes in de kuip van de boiler terecht komen.
Het is verboden een SWW-kring aan te sluiten. Bij schade aan een toestel met SWW-kring vervalt
onze garantie.
Bij aansluiting met een vlakke pakking mogen de dichtingsringen in de aansluitingen niet worden verwijderd
(blauw op de koudwatertoevoer, rood op de warmwatertoevoer).
De boiler moet worden aangesloten volgens de normen en voorschriften die gelden in het land van installatie.
3.1. Markering buizen
• De buizen zijn van staal met een gasschroefdraad Ø 20/27 (3/4").
• De koudwateringang is aangeduid met een blauw etiket, de warmwateruitgang met een rood.
3.2. Aansluiting op de leidingen
• De buizen kunnen star zijn – meestal in koper (zwart staal is verboden) – of soepel (gestandaardiseerd soepel
roestvrijstalen vlechtwerk).
• De aansluiting op de warmwateruitgang moet gebeuren met behulp van de meegeleverde isolerende
koppeling of met een gietijzeren mof om corrosie van de buis te voorkomen (rechtstreeks contact ijzer/koper).
Messing koppelingen zijn hier verboden.
• Het afdichten moet gebeuren bij de aansluiting op de leidingen, ook wanneer PER-buizen worden gebruikt.
• Het is verplicht een nieuwe veiligheidsgroep rechtstreeks op de koudwateringang van de boiler te installeren.
Deze veiligheidsgroep (niet meegeleverd met de boiler) moet getarreerd zijn op 7 bar - 0,7 MPa en moet
minimum 3/4'' zijn (20/27). De veiligheidsgroep moet beantwoorden aan de geldende normen op de plaats van
installatie (in Europa: EN 1487) en moet op een vorstvrije plaats gemonteerd worden. Sluit een afvoerslang aan
op de veiligheidsgroep. Ook deze afvoer moet op een vorstvrije plaats liggen en afhellend gemonteerd worden
zodat het water (door de uitzetting tijdens het opwarmen of tijdens het aftappen van de boiler) naar buiten
kan afgevoerd worden.
Wanneer leidingen gebruikt worden in composietmateriaal (PER, PVC, enz.) moet er aan de
boileruitgang een temperatuurbegrenzer worden geïnstalleerd die afgesteld is in functie van het
gebruikte materiaal.
De gebruikte leidingen moeten bestand zijn tegen temperaturen van 100°C en een druk van 10 bar
– 1 MPa.
Sluit de veiligheidsgroep rechtstreeks aan op de koudwatertoevoer van de boiler.
De druk in het waterleidingnet is meestal lager dan 5 bar – 0,5 MPa. Indien dit niet het geval is,
moet er een drukregelaar (aanbevolen instelling: 3,5 bar) gemonteerd worden aan het begin van de
distributie (na de watermeter, nooit rechtstreeks op de boiler).