Beveiligingssysteem voor apparaat/
accu
Het apparaat is uitgerust met een beveiligingssysteem
voor apparaat/accu. Dit systeem schakelt automatisch
de voeding naar de motor uit om de levensduur van het
apparaat en de accu te verlengen. Het apparaat kan tij-
dens het gebruik automatisch stoppen als het apparaat
of de accu aan één van de volgende omstandigheden
wordt blootgesteld:
Overbelastingsbeveiliging
Als de accu wordt gebruikt op een manier waardoor
een abnormaal hoge stroom wordt getrokken, stopt het
apparaat automatisch en knippert het bedrijfslampje
groen. Wanneer dat gebeurt, schakelt u het apparaat uit
en stopt u de toepassing die ertoe leidde dat het appa-
raat overbelast raakte. Schakel vervolgens het apparaat
in om het weer te starten.
Oververhittingsbeveiliging
Wanneer het apparaat of de accu oververhit is, stopt het
apparaat automatisch en gaat het bedrijfslampje rood
branden. In dat geval laat u het apparaat en de accu
afkoelen, voordat u het apparaat opnieuw inschakelt.
Beveiliging tegen te ver ontladen
Als de acculading onvoldoende is, stopt het appa-
raat automatisch en knippert het bedrijfslampje rood.
Verwijder in dat geval de accu vanaf het apparaat en
laad de accu's op of vervang de accu's door volledig
opgeladen accu's.
De resterende acculading
controleren
Alleen voor accu's met indicatorlampjes
► Fig.23: 1. Indicatorlampjes 2. Testknop
Druk op de testknop op de accu om de resterende
acculading te zien. De indicatorlampjes branden gedu-
rende enkele seconden.
Indicatorlampjes
Brandt
Uit
Resterende
acculading
Knippert
75% tot 100%
50% tot 75%
25% tot 50%
0% tot 25%
Laad de accu
op.
Er kan een
storing zijn
opgetreden in
de accu.
OPMERKING: Afhankelijk van de gebruiksomstan-
digheden en de omgevingstemperatuur, is het moge-
lijk dat de aangegeven acculading verschilt van de
werkelijke acculading.
OPMERKING: Het eerste (meest linker) indicator-
lampje knippert wanneer het accubeveiligingssys-
teem in werking is getreden.
Bedieningspaneel
Op het bedieningspaneel bevinden zich de hoofdscha-
kelaar, de functieschakelknop en de indicatoren van de
resterende acculading.
► Fig.24: 1. Accu-indicatorlampje
2. Functieschakellamp 3. Bedrijfslampje
4. Testknop 5. Functieschakelknop
6. Hoofdschakelaar
Hoofdschakelaar
WAARSCHUWING:
kelaar uit indien niet in gebruik.
Om het gereedschap in te schakelen, drukt u op de
hoofdschakelaar. Het bedrijfslampje brandt groen. Om
het gereedschap uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de hoofdschakelaar.
OPMERKING: Als het bedrijfslampje rood brandt, of
rood of groen knippert, raadpleegt u de instructies
voor het apparaat-/accubeveiligingssysteem.
OPMERKING: Dit gereedschap maakt gebruik van
de automatische uitschakelfunctie. Om onbedoeld
starten te voorkomen wordt de hoofdschakelaar auto-
matisch uitgeschakeld wanneer de schakelhendel
en de aandrijfhendel (indien aanwezig) niet worden
ingeknepen binnen een bepaalde tijdsduur nadat de
hoofdschakelaar is ingeschakeld.
Functieschakelknop
U kunt de bedieningsfunctie veranderen door op de
functieschakelknop te drukken. Wanneer het gereed-
schap wordt ingeschakeld, start het gereedschap in
de normale functie. Als u op de functieschakelknop
drukt, schakelt het apparaat om naar de geluidsonder-
drukkingsfunctie en gaat de functieschakellamp groen
branden. In de geluidsonderdrukkingsfunctie kunt u
het geluidsniveau tijdens het grasmaaien verlagen. Als
u nogmaals op de functieschakelknop drukt, keert het
gereedschap terug naar de normale functie.
71 NEDERLANDS
Zet altijd de hoofdscha-