Start de motor zorgvuldig zoals aangegeven in
de gebruiksaanwijzing en blijf met uw voeten
steeds op voldoende afstand van het maaimes.
Tijdens het starten van de motor mag de
grasmaaier niet worden gekanteld. Start de
grasmaaier op een vlakke ondergrond zonder
hoog gras of obstakels.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van
draaiende delen. Start de motor niet als u voor
de uitwerpopening staat.
8-3 TIJDENS HET GEBRUIK
Houd tijdens het gebruik de stophandgreep met beide
handen stevig vast.
Opmerking: Als u tijdens het gebruik de
stophandgreep loslaat, slaat de motor af waardoor de
grasmaaier stopt.
8-4 DE MOTOR STOPPEN
LET OP: Het maaimes draait na het uitschakelen
van de motor nog enkele seconden door.
1. Als u de stophandgreep loslaat, slaat de motor af en
stopt het maaimes vanzelf.
2. Maak de bougiekabel los en aard deze zoals
aangegeven in de aparte gebruiksaanwijzing voor de
motor om per ongeluk starten te voorkomen als de
grasmaaier onbeheerd achtergelaten wordt.
8-5 VOOR HET BESTE MAAIRESULTAAT
Verwijder afval van het gazon. Zorg dat het gazon vrij is
van stenen, stokken, draadstukken of andere vreemde
voorwerpen die per ongeluk door de grasmaaier in alle
richtingen weggeslingerd kunnen worden en niet alleen
ernstig persoonlijk letsel voor de gebruiker of anderen,
maar ook schade aan eigendommen en voorwerpen in de
buurt tot gevolg kunnen hebben. Maai geen nat gras.
Maaien gaat het best als het gras niet nat is omdat het
anders aan de onderkant van het maaidek gaat plakken
en daardoor het maaien wordt gehinderd. Maai niet meer
dan 1/3 van de graslengte.
Voor maaien wordt aangeraden het gras 1/3 van de
lengte korter te maaien. De voorwaartse snelheid moet
zodanig aangepast worden dat het versnipperde gras
gelijkmatige over het gazon wordt verdeeld. Speciaal
tijdens het zwaar maaien van dik gras kan het nodig zijn
om de laagste snelheid te gebruiken om de grassprieten
schoon en goed te maaien. Als het gras langer is kunt u
het gazon in twee fasen maaien door de maaihoogte nog
een keer met 1/3 van de graslengte te verlagen en
misschien in een andere richting te maaien dan de eerste
keer.
Door toepassing van een kleine overlapping op elk
maaipad kunt u de eventueel op het gazon
achtergebleven grassprieten opruimen. De motor moet
altijd op het hoogste toerental draaien voor het beste
maairesultaat en om zo effectief mogelijk te maaien.
Maak de onderkant van het maaidek schoon.
Zorg dat de onderkant van het maaidek na elk gebruik
wordt schoongemaakt om ophoping van grasresten te
voorkomen waardoor een goed mulchresultaat wordt
gehinderd.
Bladeren maaien: Het maaien van bladeren kan uw gazon
ten goede komen. Als u bladeren gaat maaien, moet u
zorgen dat ze droog zijn en niet in een dikke laag op het
gazon liggen. Wacht niet tot alle bladeren van de bomen
zijn gevallen voordat u gaat maaien.
WAARSCHUWING: Schakel de motor uit na het
raken van een vreemd voorwerp. Maak de bougiekabel
los, controleer de grasmaaier grondig op beschadigingen
en herstel de beschadiging voordat u de grasmaaier
opnieuw gaat starten en gebruiken. Buitensporige
trillingen in de grasmaaier kunnen op een beschadiging
duiden. De grasmaaier moet onmiddellijk worden
nagekeken en gerepareerd.
8-6 GRASOPVANGZAK
Maak de grasopvangzak leeg en schoon en zorg dat door
het gaaswerk lucht kan passeren (zie afb. 23).
8-7 MAAIDEK
De onderkant van het maaidek moet na elk gebruik
worden schoongemaakt om ophoping van grasresten,
bladeren, vuil of anders te voorkomen. Als dit vuil kan
ophopen, krijgen roest en corrosie vrij baan en zal goed
mulchen niet mogelijk zijn. Het maaidek kan
schoongemaakt worden door de grasmaaier te kantelen
en schoon te schrapen met een toepasselijk gereedschap
(zorg dat de bougiekabel is losgemaakt).
8-8 MAAIHOOGTEREGELING
LET OP: Verander in geen geval een instelling
aan de grasmaaier zonder eerst de motor uit te schakelen
en de bougiekabel los te maken.
LET OP: Voordat u de maaihoogte verandert
moet u eerst de motor uitschakelen en de bougiekabel
losmaken. Uw grasmaaier heeft een centrale
maaihoogteregeling met 5 hoogtestanden.
1. Schakel de grasmaaier uit en maak de bougiekabel
los voordat u de maaihoogte verandert.
2. De centrale maaihoogteregeling heeft 5 verschillende
hoogtestanden.
3. De maaihoogte verandert u door de regelhefboom
naar het wiel te duwen en omhoog of omlaag te
verplaatsen naar de gewenste maaihoogtestand (zie
afb. 24). Alle wielen staan ingesteld op dezelfde
maaihoogte.
9. ONDERHOUD
BOUGIE
Gebruik voor vervanging alleen originele bougies. Het
beste is om de bougie na 100 gebruiksuren te vervangen.
(raadpleeg de GEBRUIKSAANWIJZING VOOR DE
MOTOR)
47