LiftMaster LM55 Notice De Montage page 32

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 20
Rail op de aandrijving monteren
6.3
1. Controleren of de tandriem op het tandwiel zit. Als de tandriem
er bij de montage toch afgegleden is, de tandriem ontspannen,
opleggen en opnieuw opspannen.
2. De rail (1) omdraaien en met de tandwielzijde (2) helemaal op
de aandrijving (3) steken.
3. De rail met de twee bevestigingsbeugels (4) en de schroeven
(5) op de aandrijving bevestigen.
7
Inbouw van de poortaandrijving
7.1
Het midden van de garagepoort bepalen
Bij bovenhandse werken moet ter bescherming van de ogen een
veiligheidsbril worden gedragen. Om te vermijden dat de poort wordt
beschadigd, moeten alle aanwezige blokkeringen / sloten worden
uitgeschakeld.
Om zware verwondingen te vermijden, moeten alle externe op de poort
aangesloten kabels en kettingen vóór de installatie van de poort-
aandrijving worden gedemonteerd. De poortaandrijving moet op een
hoogte van minstens 2,10 m boven de grond worden geïnstalleerd.
Markeer vervolgens de middellijn van de poort (1). Trek vanuit dit punt
een lijn tot aan het plafond.
Voor de montage aan een plafond tekent u vanaf deze lijn een andere
lijn in het midden van het plafond (2) in een rechte hoek naar de poort.
Lengte ca. 2,80 m.
7.2
Lateibevestiging monteren
TIP: De afstand tussen het hoogste punt en het poortframe en de rail
mag maximaal 50 mm bedragen. Naargelang het poorttype gaat het
poortframe enkele cm omhoog, wanneer de poort wordt geopend.
A. Wandmontage:
Minimaal benodigde ruimte boven de poort: 100 mm
Lateibevestiging (1) in het midden op de verticale middellijn (2) leggen;
daarbij ligt de onderste rand op de horizontale lijn. Alle gaten voor de
lateibevestiging markeren. Gaten voorboren met een diameter van
4,5 mm en de lateibevestiging bevestigen met houtschroeven (3).
TIP:
In geval van montage op een betonbedekking / betonlatei moeten de
meegeleverde betonpluggen (4) en schroeven (3) worden gebruikt.
Grootte van de boorgaten bij beton: 8 mm.
B. Plafondmontage:
Minimaal benodigde ruimte boven de poort: 35 mm
Verticale middellijn (2) doortrekken tot aan het plafond en ca. 200 mm
langs het plafond. Lateibevestiging (1) op de verticale markering tot op
150 mm van de wand in het midden aanbrengen. Alle gaten voor de
lateibevestiging markeren. Gaten boren met een diameter van 4,5 mm
en de lateibevestiging bevestigen met houtschroeven (3).
7.3
Aandrijving op de latei bevestigen
Het kan nodig zijn om de aandrijving tijdelijk hoger te leggen,
opdat de rail bij meerdelige poorten niet tegen de veren stoot.
De aandrijving moet daarbij ofwel goed gestut zijn (ladder) of
door een tweede persoon worden vastgehouden.
Aandrijfkop op garagevloer onder de lateibevestiging leggen. Rail
optillen tot de gaten van het bevestigingsstuk of de gaten van de
lateibevestiging over elkaar liggen.
De schroef (1) in de gaten steken en vastzetten met moer.
7.4
Poortaandrijving ophangen
1. Poort helemaal openen, poortaandrijving op de poort leggen (afb. A).
Leg een stuk hout / karton onder de gemarkeerde plaats (X).
2. De bevestigingsbeugel moet zo ver achteraan gemonteerd worden
dat de loopwagen niet wordt gehinderd. De loopwagen kan deels
onder de beugel rijden, maar niet onder de poortarm. Montage
helemaal achteraan (afb.B) is ideaal.
3. Plafondbevestigingen (1) zo buigen dat ze vlak tegen het plafond
liggen. Naargelang de afstand tot het plafond, moet(en) er geen,
een of twee ophangijzer(s) worden gemonteerd (afb. C1, C2 en C3).
4. Markeer de boorgaten op het plafond. Let er op dat u telkens
dezelfde zijafstand houdt langs de uitgezette middellijn.
5. Bij betonbedekkingen moeten boorgaten met een diameter van
8 mm in het plafond geboord worden en moeten er pluggen gebruikt
worden. Dan worden de plafondbevestigingen met zeskathout-
schroeven aan het plafond bevestigd. Bij bevestiging op houten
plafonds: enkel op dragende elementen van de houten zoldering
bevestigen. Boor boorgaten met een diameter van 4 mm en gebruik
zeskanthoutschroeven.
6. Bevestigingsbeugel (2) rond de rail leggen, dan naar de plafond-
bevestiging richten en aaneenschroeven.
Let er op dat de rail horizontaal langs het plafond loopt.
De afstand kan worden aangepast met de opgegeven
afstanden tussen de gaten. Uitstekende uiteinden van de
plafondbevestiging kunnen worden ingekort, indien nodig.
7.5
Poortbevestiging monteren
Inbouw bij sectionaalpoorten of eendelige poorten:
De poortbevestiging (1) beschikt over meerdere bevestigingsgaten.
De poortbevestiging moet in het midden bovenaan aan de binnenkant
van de poort liggen, zoals geïllustreerd. Gaten markeren en poort-
bevestiging vastschroeven.
Montagehoogtes:
1. Eendelige poort of sectionaalpoort met één geleidingsrail:
afstand tot de bovenkant van de poort 0-100 mm.
2. Sectionaalpoort met twee geleidingsrails:
afstand tot de bovenkant van de poort 100-130 mm.
TER INFO:
Het bevestigingspunt aan de poort moet het frame of een stabiele
plaats op het poortpaneel zijn. Evt. te doorboren zoals geïllustreerd
in afb. B en vast te schroeven (schroeven niet meegeleverd).
nl 04/09

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières