9
AFSTELLINGEN
9.1
SPANNING VENTILATORRIEM
De spanning is correct wanneer de riem halverwege
tussen de krukaspoelie en de
wisselstroomdynamopoelie 7-9 mm kan worden
ingedrukt onder een belasting van 10 kg. Ga voor
bijstelling als volgt te werk:
(a)
Los de twee bouten (A) die de
wisselstroomdynamo vastzetten en verzet de
dynamo totdat de juiste spanning is bereikt.
(b)
Draai de bouten na bijstelling stevig vast.
9.2
WISSELKLEP WERKINGSMECHANISME
De speling tussen de wisselklepspoel en de stelschroef
behoort 1 mm te zijn wanneer de hefarm in de geheven
stand staat. Ga voor bijstelling als volgt te werk:
(a)
Los borgmoer (A).
(b)
Stel schroef (B) bij om de juiste speling te
bereiken.
(c)
Draai borgmoer (A) weer vast.
9.3
SMOORSTANGBIJSTELLING
Als het noodzakelijk wordt om het motortoerental bij te
regelen, ga dan als volgt te werk:
N.B. Smoorstangbijstelling moet worden uitgevoerd
met uitgeschakelde motor.
(a)
Los borgmoeren (B) op koppelstang (C). Voor
een hoger motortoerental moet de lengte van
stang (C) worden uitgeschroefd en om het
motortoerental te verlagen moet de lengte van
stang (C) worden ingeschroefd.
(b)
Draai borgmoeren (B) op de koppelstang weer
vast, start de motor en zet de handgashendel op
het maximum motortoerental. Controleer de
snelheid op de aflezing van het
instrumentenpaneel.
N.B. Het maximum motortoerental van 2850 rpm mag
NOOIT worden overschreden.
NL-38
All manuals and user guides at all-guides.com
(c)
N.B. Als tijdens bijstelling onvoldoende
schroefdraad in de kogelgewrichten ingrijpt, moet de
gaskabel bij de wartelklem worden
geherpositioneerd en dienen de instructies onder (a)
en (b) te worden herhaald.
RANSOMES COMMANDER 3520
VEILIGHEIDS-, BEDIENINGS-
EN ONDERHOUDSHANDLEIDING
Als verdere bijstelling nodig is, zet de motor dan
stil en herhaal de instructies onder (a) en (b).