Bertolini 141 Utilisation Et Entretien page 89

9) De veiligheidsafstand ten overstaan van de
messen overeenkomstig de stuurinrichting,
dient steeds gerespecteerd, ook wanneer
van richting veranderd wordt. De hoogste
omzichtigheid is geboden gezien het hoge
risico op hand- en voetblessures wanneer
de machine draait.
10) Gebruik de machine enkel wanneer de
stuurboom op de juiste werkstand ingesteld
staat. Dit garandeert een optima al veilige
werkafstand tussen de bestuurder en het
werkterrein.
11) Opdat de veiligheid en het korrekt
fimctioneren is gegarandeerd, is het
aangewezen enkel originele wisselstukken
en onderdelen te gebruiken.
12) Voordat er bijgetankt wordt, dient de motor
uitgezet en de startsleutel (indien aanwezig)
uitgetrokken.
13) Wees voorzichtig bij het tanken; mors
geen brandstof op de machine. Mocht dit
toch het geval te 2 zijn, dient de brandstof
onmiddellijk afgedroogd en verwijderd.
14) Tank nooit in gesloten ruimten, noch in
de nabijheid van open vuren, noch in de
nabijheid van vonkenschietende bronnen.
Rook nooit tijdens het tanken!
15) Voordat de motor gestart wordt, dient
gecontroleerd of alle bedieningshendels in
de neutrale stand (dood punt) staan.
16) Rook nooit bij het starten van de motor!
17) In gesloten ruimten mag de motor
niet gestart worden, noch blijven draaien.
De draaiende motor stoot namelijk giftige
uitlaatgassen uit.
18) Maak een planning van de te volbrengen
arbeid alvorens de machine te gebruiken.
19) Bedien de machine niet wanneer U
vermoeid bent.
20) Laat de koppeling langzaam komen. Het
te plotse lossen van de koppeling kan de
machine doen opschokken.
21) De zone aan de uitlaat bereikt in het
algemeen een temperatuur die hoger is dan
80°C. Opgelet voor brandwonden.
22) De bestuurder van de machine dient
steeds nauwsluitende kledij en slipbestendig
schoeisel te dragen. Het dragen van losse
kledij wordt afgeraden.
23) Controleer regelmatig of alle moeren en
bouten goed zijn nangespannen.
24) Het verkterrein dient proper en vrij van
hindernissen gehouden.
25) Gebruik de machine enkel bij optimale
zichtbaarheid op het werkterrein.
26) Werk niet met botte of slechtgeslepen
messen.
27) Werk steeds uiterst geconcentreerd en
verlies nooit het overzicht op de operationele
opeenvolging van de handelingen.
28) Indien u tydens de werkzaamheden tegen
een hindernis aanbotst, dient de machine
onmiddellijk stilgelegd en nagekeken op
eventuele schade.
29) Tijdens verplaatsingen van en naar het
werkterrein en bij het wisselen van rijrichting,
dient de aftakas uitgeschakeld.
30) Wanneer men in achteruit schakelt, dient
men er zich voor te behoeden niet te struikelen.
Mocht u het evenwicht verliezen, laat dan
onmiddellijk de dodemanshendel (rode
hendel) los; de automatische motorstop wordt
on niddellijk geactiveerd. Vor aleer u de motor
opnieuw start, plaats de versnellingshendel in
de neutrale stand.
31) Probeer in geen enkel geval het
motorstop-mechanisme te omzeilen of de
dodemanshendel te lossen op enig andere
wijze dan voorgeschreven in de handleiding
voor gebruik en onderhoud van de machine.
89