Télécharger Imprimer la page

HP 9g Mode D'emploi page 5

Masquer les pouces Voir aussi pour 9g:

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

3
machten ( [ x
] ) en algemene machtsverheffingen ( [ ^ ] ). Zie
Voorbeeld 32.
Omzetten van eenheden
Getallen kunnen omgezet worden van metrische waarden naar de
overeenkomstige waarden in het imperial systeem en vice versa. Zie
Voorbeeld 33. De procedure is:
1.
Voer het om te zetten getal in.
2.
Druk [ 2nd ] [ CONV ] om het eenhedenmenu zichtbaar te maken.
Er zijn 7 deelmenu's, met betrekking op afstanden, oppervlakten,
temperatuur, volume, gewicht, energie en druk.
3.
Druk [
] of [
] om door de lijst heen te rollen tot het gewenste
menu wordt getoond, druk vervolgens [
] .
4.
Druk [
] of [
] om de ingevoerde waarde om te zetten naar
de getoonde eenheid.
Natuurkundige Constanten
De volgende Constanten uit de Natuurkunde kunnen in bewerkingen
gebruikt worden:
Symbool
Betekenis
Waarde
c
Lichtsnelheid
299792458 m / s
g
gravitatieversnelling
9.80665 m.s
-11
G
gravitatieconstante
6.6725985 × 10
N.m
Vm
Molair volume ideaal gas
0.0224141 m
Getal van Avogadro
6.022136736 × 10
NA
E
Elementaire lading
1.602177335 × 10
m e
Massa Elektron
9.109389754 × 10
m p
Massa Proton
1.67262311 × 10
h
Constante van Planck
6.62607554 × 10
k
Constante van Boltzmann
1.38065812 × 10
IR
Gasconstante
8.3145107 J / mol • k
IF
Constante van Faraday
96485.30929 C / mol
mn
Neutronconstante
1.67492861 × 10
Atomische massa constante
1.66054021 × 10
µ
ε ε ε ε
Dielectrische permitiviteit
8.854187818 × 10
0
Magnetische permitiviteit
0.000001257 H / m
µ
0
φ φ φ φ
Quantum Flux
2.067834616 × 10
0
a
Bohrstraal
5.291772492 × 10
0
µB
Bohr magneton
9.274015431 × 10
µN
Neutron magnetisch moment
5.050786617 × 10
Om een Constante in te voegen:
1.
Plaats de cursor waar de Constante dient ingevoegd te worden.
2.
Druk [ 2nd ] [ CONST ] om het menu met de Constanten
zichtbaar te maken.
3.
Rol doorheen het menu tot de gewenste Constante is onderlijnd.
4.
Druk [
]. (Zie Voorbeeld 34.)
Samengestelde functies
Samengestelde functies kunnen gevormd worden door een aantal
afzonderlijke uitdrukkingen samen te voegen met de bedoeling deze
na elkaar uit te voegen. Samengestelde functies kunnen zowel in
manuele als in geprogrammeerde uitdrukkingen gebruikt worden.
Wanneer de uitvoering het einde van een uitdrukking nadert en dit
gevolgd wordt door het resultaat commandosymbool (
), zal de
uitvoering stoppen en het tot dan toe bereikte resultaat tonen. De
uitvoering kan hervat worden met behulp van [
]. Zie Voorbeeld
35.
Grafieken
Ingebouwde Grafische functies
Men kan grafieken oproepen van de volgende functies: sin, cos, tan,
-1
-1
-1
-1
-1
-1
sin
, cos
, tan
, sinh, cosh, tanh, sinh
, cosh
, tanh
2
3
x
x
–1
x
, x
, log, ln, 10
, e
, x
.
Wanneer men een ingebouwde grafische functie gebruikt, zal de
vorige gegenereerde grafiek gewist worden. Het bereik van de
uitlezing wordt automatisch optimaal ingesteld. Zie Voorbeeld 36.
Gebruiker gedefinieerde grafieken
Men kan zelf monovariabele functies grafisch weergeven
3
2
(Bijvoorbeeld, y = x
+ 3x
– 6x – 8). In tegenstelling tot de
ingebouwde grafische functies, (zie boven), moet men het bereik van
de uitlezing hier expliciet aangeven.
Druk de [RANGE] toets om toegang
te hebben tot de bereikparameters
voor elke as: minimumwaarde,
maximumwaarde en schaal (= de
afstand tussen twee opeenvolgende
asmarkeringen).
Na het bereik te hebben ingesteld, druk [ Graph ] en voer de
uitdrukking in waarvan men de grafische weergave wenst. Zie
Voorbeeld 37.
Grafische ↔
↔ Tekst Display en wissen van een grafiek
↔ ↔
Druk [ G
T ] om te schakelen tussen grafische en tekst display.
Om de grafiek te wissen, druk [ 2nd ] [ CLS ].
(Tekst display)
(Grafischedisplay)
(Grafischedisplay)
Zoomfunctie
De zoomfunctie maakt het mogelijk een grafiek te verkleinen of te
vergroten. Druk [ 2nd ] [ Zoom x f ] om de vergrotingsfactor in te
voeren, of druk [ 2nd ] [ Zoom x 1/f ] om de grafiek te verkleinen. Om
de grafiek terug te brengen naar zijn oorspronkelijk formaat, druk [
2nd ] [ Zoom Org ]. Zie Voorbeeld 37.
Over elkaar leggen van grafieken
Een grafiek kan gesuperposeerd worden over één of meerdere
andere grafieken. Dit maakt het mogelijk snijpunten te bepalen
alsook oplossing waaraan alle overeenkomstige vergelijkingen
voldoen. Zie Voorbeeld 38.
Men dient er zich van te vergewissen dat de variabele X gebruikt
wordt in de uitdrukking voor de grafiek die men wil superponeren
over een ingebouwde grafische functie. Indien dat niet het geval
is, zal de eerste grafiek gewist worden alvorens de tweede
gegenereerd wordt. Zie voorbeeld 39.
Trace Functie
Deze functie maakte het mogelijk een pointer over een grafiek te laten
lopen met behulp van [
] en [
]. De x- en y-coordinaten van de
pointerlocatie worden dan op het scherm weergegeven. Deze functie
is nuttig voor het bepalen van snijpunten van gesuperposeerde
grafieken (met behulp van [ 2nd ] [ X
Y ]). Zie Voorbeeld 40.
Let op: Vanwege de beperkte resolutie van het weergavenscherm,
kan de positie van de pointer benaderd worden weergegeven.
Grafieken laten rollen
Nadat een grafiek gegenereerd werd, kan deze over het scherm
gerold worden. Druk hiervoor [
] [
] [
] [
] om de grafiek naar
boven, onder, links en rechts te bewegen. Zie Voorbeeld 41.
Plot en Lijnfunctie
De plotfunctie wordt gebruikt om een punt aan te duiden op een op
het scherm weergegeven grafiek. Dit punt kan naar links, rechts,
boven, beneden bewogen worden met behulp van de cursortoetsen.
De coördinaten van het punt worden weergegeven.
Wanneer de pointer op de gewenste locatie staat, druk [ 2nd ]
[ PLOT ] om het punt aan te duiden. Het punt knippert dan op de
aangegeven positie.
Twee punten kunnen verbonden worden met behulp van een rechte
lijn door [ 2nd ] [ LINE ] te gebruiken. Zie Voorbeeld 42.
Statistische Bewerkingen
Het statistiekmenu heeft vier opties: 1-VAR (om data te analyseren in
een enkele dataset), 2-VAR (om gekoppelde gegevens te analyseren
afkomstig uit twee verschillende datasets), REG (om een
regressieanalyse uit te voeren), en D-CL (om alle datasets te wissen).
Een-variabele en twee-variabele Statistische
bewerkingen
1.
Uit het statistiekmenu, kies 1-VAR of 2-VAR en druk [
2.
Druk [ DATA ], selecteer DATA-INPUT uit het menu en druk
[
].
3.
Voer een waarde x in en druk [
].
4.
Voer de frequentie ( FREQ ) van de waarde x in (in 1-VAR
modus) of de corresponderende y-waarde ( in 2-VAR modus ) en
-2
druk [
].
2
-2
kg
5.
Om verdere gegevens in te voeren, herhaal vanaf stap 3.
3
-1
6.
Druk [ 2nd ] [ STATVAR ].
mol
23
-1
7.
Druk [
] [
] [
] of [
] om door te statistische variabelen
mol
heen te rollen, tot de variabele bereikt wordt waarin men is
-19
C
geïnteresseerd (zie onderstaande tabel).
-31
kg
Variabele
Betekenis
-27
kg
n
aantal ingevoerde x-waarden of x-y koppels.
-34
J.S
of
Gemiddelde van de x- of y-waarden.
-23
-1
J.K
Xmax of Ymax Maximum van de x- of y-waarden.
Xmin of Ymin
Minimum van de x- of y-waarden.
Sx of Sy
Steekproef standaard afwijking van de x- of y-
-27
kg
waarden.
-27
kg
σx of σy
Populatie standaard afwijking van de x- of y-
-12
F / m
waarden.
Σx of Σy
Som van de x- of y-waarden.
2
2
2
-15
Σx
of Σy
Som van de x
- of y
Vs
Σx y
Som van (x × y) voor de x–y koppels.
-11
m
CV x of CV y
Variatiecoëfficiënt voor alle x- of y-waarden.
-24
2
A • m
R x of R y
Bereik van de x- of y-waarden.
-27
J / T
8.
Om een 1-VAR statistische grafiek te tekenen, gebruik [ Graph ]
uit het STATVAR menu. Er zijn 3 types grafieken in 1-VAR
modus: N-DIST (Normaalverdeling), HIST (Histogram), SPC
(Statistisch Proces Controle). Selecteer de gewenste grafiek en
druk [
]. Wanner er geen bereiken worden opgegeven, zal de
grafiek automatisch met optimale bereiken gegenereerd worden.
Om een spreidingsgrafiek te tekenen op basis van een 2-VAR
datasets, gebruik [ Graph ] uit het STATVAR menu.
9.
Om terug te keren naar het STATVAR menu, druk [ 2nd ] [
STATVAR ].
Procescapaciteit
(Zie Voorbeelden 43 and 44.)
1.
Druk [ DATA ], selecteer LIMIT uit het menu en druk [
2.
Voer een onderlimietwaarde in ( X LSL of Y LSL ), en druk
vervolgens [
].
3.
Voer een bovenlimietwaarde in ( X USL of Y USL ), en druk
vervolgens [
] .
4.
Selecteer de DATA-INPUT modus en voer de datasets in.
5.
Druk [ 2nd ] [ STATVAR ] en vervolgens [
door de statistische resultaten te rollen tot de proces capaciteit
gevonden wordt waar men is in geïnteresseerd (zie onderstaande
tabel).
Variabele
Betekenis
Cax of Cay
Capaciteitsnauwkeurigheid van de x- of y-
,
,
,
waarden
Cpx of Cpy
Potentiële capaciteitsprecisie van de x- of y-
waarden,
,
Cpkx of Cpky Minimum (CPU, CPL) van de x- of y-waarden,
met CPU de bovenlimietwaarde van de
capaciteitsprecisie en CPL de onderlimietwaarde
van capaciteitsprecisie.
C
=
Min
pkx
C
= Min (C
, C
pky
PUY
ppm
Parts per million, Falingen per miljoen
voorkomens.
Let op: Wanneer men een procescapaciteit berekent in 2-VAR
modus, worden de x
en y
waarden onafhankelijk van elkaar
n
n
gesteld.
Herstellen van Statistische gegevens
Zie Voorbeeld 45.
1.
Druk [ DATA ].
2.
Om gegevens te veranderen, selecteer DATA-INPUT . Om de
onderlimietwaarde of bovenlimietwaarde te wijzigen, kies LIMIT .
Om a
, te wijzigen, kies DISTR .
x
3.
Druk [
] om door de data te rollen tot de te wijzigen gegevens
bereikt zijn.
4.
Voer de nieuwe gegevens in. De nieuwe gegevens worden over
de oude weggeschreven.
5.
Druk [
] of [
] om de wijziging op te slaan.
Let op: De ingevoerde statistische gegevens worden bewaard als
men de statistiekmodus verlaat. Om de gegevens te wissen, kies de
D-CL modus.
Waarschijnlijkheidsverdeling (1-Var Data)
Zie Voorbeeld 46.
1.
Druk [ DATA ] , kies DISTR en druk [
2.
Voer een a
waarde in en druk [
x
3.
Druk [ 2nd ] [ STATVAR ].
4.
Druk [
] of [
] om door de statistische resultaten heen te
rollen tot de waarschijnlijkheidsverdelingvariabele gevonden is
waarin men is geïnteresseerd (zie onderstaande tabel).
Variabele
Betekenis
t
Test waarde
P(t)
De cumulatieve fractie van de standaard
normaalverdeling kleiner dan t .
R(t)
De cumulatieve fractie van de standaard
normaalverdeling tussen t en 0. R(t) = 1 – t .
Q(t)
De cumulatieve fractie van de standaard
normaalverdeling groter dan t . Q(t) = | 0.5– t |.
Regressieanalyse
Er zijn zes regressieopties in het REG menu:
LIN
Lineaire Regressie
y = a + b x
LOG
Logaritmische Regressie y = a + b lnx
e ^
Exponentiele Regressie
y = a • e
PWR
Machtsregressie
y = a • x
Inverse Regressie
y = a +
INV
QUAD
Kwadratische Regressie
y = a + b x + c x
Zie Voorbeelden 47~48.
1.
Kies de regressie optie in het REG menu en druk [
2.
Druk [ DATA ], kies DATA-INPUT uit het menu en druk [
3.
Voer een x waarde in en druk [
].
4.
Voer de overeenkomstige y waarde in en druk [
5.
Om meer gegevens in te voeren, herhaal vanaf stap 3.
6.
Druk [ 2nd ] [ STATVAR ].
7.
Druk [
] [
] om door de resultaten heen te rollen tot de
regressievariabele gevonden wordt waarin men is geïnteresseerd
(zie onderstaande tabel).
8.
Om een voorspelling te maken voor een x-waarde (of y),
gegeven een waarde voor y (of x), kies de x ' (of y ') variabele,
druk [
] , voer de gegeven waarde in, en druk nogmaals
[
] .
Variabele
a
b
r
c
x '
y '
9.
Om de regressiegrafiek te tekenen, kies [ Graph ] uit het
STATVAR menu. Om terug te keren naar het STATVAR menu,
druk [ 2nd ] [ STATVAR ].
Basis-N Bewerkingen
].
Men kan getallen invoeren in basis 2, basis 8, basis 10 of basis 16.
Om de gewenste getalbasis in te stellen, druk [ 2nd ] [ dhbo ], kies
een optie uit het menu en druk [
aan in welke basis gewerkt wordt: d , h , b , of o . (De default instelling
is d : decimale basis). Zie Voorbeeld 49.
De toegestane cijfertekens in elke basis zijn:
Binair ( b ): 0, 1
Octaal ( o ): 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
Decimaal ( d ): 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Hexadecimaal ( h ): 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, IA , IB , IC , ID , IE , IF
Let op: Om een getal in een andere dan de ingestelde basis in te
voeren, dient men het corresponderende basissymbool ( d , h , b , o )
vast te hangen aan het in te voeren getal (zoals in 3h ).
Druk [
] om de blokfunctie te gebruiken en het resultaat te tonen in
octaal- of binairvorm indien het meer dan 8 cijfertekens bevat. Tot 4
blokken kunnen weergegeven worden. Zie Voorbeeld 50.
Negatieve Uitdrukkingen
In binair, octaal, en hexadecimaal worden negatieve getallen
uitgedrukt als complementen. Het complement van een getal n , is het
resultaat van de bewerking 10000000000- n in de basis waarin n
wordt weergegeven. Dit verkrijgt men door [ NEG ] in te toetsen in
2
-waarden.
een niet-decimale basis. Zie Voorbeeld 51.
Basis algebraïsche bewerkingen voor verschillende
Bases
Men kan optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen in binaire,
octale, en hexadecimale vorm. Zie Voorbeeld 52.
Logische Operatoren
De volgende logische operatoren zijn beschikbaar: logisch product
(AND), negatief logisch (NAND), logische som (OR), exclusief
logische som (XOR), negatie (NOT), en negatie van exclusief
logische sommen (XNOR). Zie Voorbeeld 53.
Programmeren
De beschikbare optie op het programmamenu zijn: NEW (voor het
creëren van een nieuw programma), RUN (voor het uitvoeren van een
programma), EDIT (voor het wijzigen van een programma), DEL (voor
].
het wissen van een programma, TRACE (voor het volgen van de
uitvoering van een programma), en EXIT (om de programmamodus te
verlaten).
] [
] [
] [
] om
Alvorens het Programmagedeelte te gebruiken
Programmatype
Programmagedeelte
,
Programmatype
Resterende programmastappen : de programmacapaciteit is 400
stappen. Het aantal stappen geeft de beschikbare opslagruimte weer
voor programma's, en dit zal afnemen wanneer men programma's
invoert. Het aantal resterende stappen zal eveneens afnemen
wanneer stappen omgezet worden in geheugenruimte. Zie
Reeksvariabelen.
Programmatype: Voor elk programma dient de rekenmodus te
worden gespecificeerd waarin de machine moet gezet worden tijdens
(C
,
C
)
=
C
(1–C
)
PUX
PLX
px
ax
de uitvoering van het programma. Om binaire, octale of hexadecimale
) = C
(1–C
)
PLY
py
ay
berekeningen of omzettingen uit te voeren, kies BaseN ; in alle andere
gevallen, kies MAIN .
Programmagedeelte: Er zijn 10 programmagedeelten voor het
opslaan van programma's (P0–P9 ). Indien een deel een programma
bevat, zal het nummer ervan als subscript worden weergegeven
(zoals in P
).
1
Programma Controle-instructies
De programmeertaal van de rekenmachine is vergelijkbaar met
verschillende programmeertalen zoals BASIC en C. De meeste
programmeercommando's kunnen aangeroepen worden vanuit de
programma controle-instructies. Deze kunnen zichtbaar gemaakt
worden door [ 2nd ] [ INST ].
Clear screen commando
CLS
].
⇒ Wis het scherm
].
Invoer en uitvoer commandos
INPUT memory variable
⇒ Laat het programma pauzeren voor het invoeren van gegevens.
memory variable =
en druk [
]. De waarde wordt toegekend aan de
gespecificeerde variabele, en het programma hervat de uitvoering.
Om meer dan één variabele in te voeren, dienen deze gescheiden
te worden door een puntkomma(;).
PRINT " tekst " memory variable
⇒ Print "tekst" en de waarde van de vermelde variabele.
Voorwaardelijk vertakken
IF ( voorwaarde ) THEN { uitdrukking }
⇒ Indien de voorwaarde waar is, Dan wordt de uitdrukking
uitgevoerd.
IF ( voorwaarde ) THEN { uitdrukking 1 }; ELSE { uitdrukking 2 }
⇒ Indien de voorwaarde waar is, Dan wordt uitdrukking 1
uitgevoerd, anders wordt uitdrukking 2 uitgevoerd.
bx
Sprongcommando's
b
Lbl n
⇒ Een Lbl n commando geeft een bestemmingspunt aan voor
een GOTO n sprongcommando. Elke labelnaam ( Lbl ) dient uniek
2
te zijn (dat betekent dat deze niet herhaald mag worden in
hetzelfde programma). De labelsuffix n moet een geheel getal zijn
] .
van 0 tot 9.
].
GOTO n
⇒ Wanneer tijdens de uitvoering van een programma een GOTO
].
n uitdrukking wordt ontmoet, gaat de uitvoering verder ter hoogte
van Lbl n (met n dezelfde waarde als de n in het GOTO n
commando).
Mainroutine en Subroutine
GOSUB PROG n ;
⇒ Het is mogelijk om te springen van het éne naar het andere
programmagedeelte, zodat het feitelijk uitgevoerde programma
Betekenis
Y-intersectie van de regressievergelijking.
Helling van de regressievergelijking.
Correlatiecoëfficiënt.
Kwadratische regressiecoëfficiënt.
Voorspelde x waarde, met gegeven a, b, en y-
waarden.
End
Voorspelde y waarde, met gegeven a, b, en x-
waarden.
Incrementeren en decrementeren
Post-fixed: Memory variable + + of Memory variable – –
Pre-fixed: + + Memory variable of – – Memory variable
]. Een indicatorsymbool geeft
For lus
FOR ( startvoorwaarde; continue voorwaarde; revaluatie ) {
uitdrukkingen }
Het verwerken in dit voorbeeld gaat als volgt:
1.
2.
3.
Slaap Commando
SLEEP ( tijd )
Swap commando
SWAP ( geheugenvariabele A,geheugenvariabele B )
Relationele Operatoren
De relationele operatoren die kunnen gebruikt worden in FOR lussen
en in voorwaardelijke vertakkingen, zijn:
Een Nieuw Programma schrijven
1.
2.
Resterende
3.
programmastappen
4.
5.
Een programma uitvoeren
1.
2.
3.
4.
5.
Een programma Debuggen
Een programma kan mogelijkerwijs resulteren in een foutmelding of
onverwachte resultaten geven bij de uitvoering. Dit kan betekenen dat
er een fout aanwezig is in het programma welke dient verbeterd te
worden.
verschijnt in het scherm. Voer een waarde in
De Grafische functie gebruiken in Programma's
De grafische functie gebruiken in een programma, maakt het mogelijk
om lange of complexe vergelijkingen grafisch te illustreren en ook om
grafieken herhaaldelijk te overschrijven. Alle grafische commando's
(behalve trace en zoom) kunnen in programma's aangeroepen
worden. Bereikintervals kunnen eveneens in een programma
opgegeven worden.
Merk op dat in sommige grafische commando's de waarden dienen
gescheiden te worden door komma's ( , ) en wel als volgt:
Resultaat commando's weergeven
Men kan
wil maken om de waarde van een bepaalde variabele op een bepaald
moment in de uitvoering van het programma zichtbaar te maken.
Bijvoorbeeld:
Lijn 1: INPUT A ; B = ln ( A + 100 )
Lijn 2: C = 13 × A ;
Lijn 3: D = 51 / ( A × B )
Lijn 4: PRINT " D = ", D ; END
1.
2.
een samenvoeging is van materiaal uit verschillende
programmagedeelten. Het programma van waaruit naar andere
programma's gesprongen wordt, heet de mainroutine, en een
gedeelte waar naartoe wordt gesprongen is een subroutine. Om
naar een subroutine te kunnen springen, voer PROG n in met n
het nummer van het bestemmingsprogramma.
Let op: Het GOTO n commando staat geen sprongen toe tussen
verschillende programmagedeelten. Een GOTO n commando
springt slechts naar het corresponderende label ( Lbl ) en dit binnen
hetzelfde programmagedeelte.
⇒ Elk programma heeft een END commando nodig om het einde
van het programma aan te duiden. Dit wordt automatisch
weergegeven wanneer men een nieuw programma creëert.
⇒ Een geheugenvariabele wordt verhoogd of verlaagt met 1
éénheid. Voor standaard geheugenvariabelen kunnen de
operatoren + + ( Incrementeren ) en – – ( Decrementeren ) zowel
als prefix of als postfix gebruikt worden. Voor reeksvariabelen
moeten zij als prefix gebruikt worden.
Met prefix operatoren wordt de geheugenvariabele berekend voor
de evaluatie van de uitdrukking; met postfix operatoren wordt de
geheugenvariabele na de evaluatie van de uitdrukking berekend.
⇒ Een FOR lus is handig voor het herhalen van een verzameling
gelijkaardige acties terwijl een specifieke teller tussen twee
gedefinieerde waarden zit.
Bijvoorbeeld:
FOR ( A = 1 ; A
4 ; A + + )
{ C = 3 × A ; PRINT " ANS = " , C }
END
⇒ Resultaat : ANS = 3, ANS = 6, ANS = 9, ANS = 12
FOR A = 1 : Dit initialiseert de waarde van A op 1 . Vermits A = 1
consistent is met A ≤ ≤ ≤ ≤ 4 , zullen de uitdrukkingen uitgevoerd
worden en A wordt met 1 verhoogd.
Nu geldt: A = 2 . Dit is consistent met de voorwaarde A ≤ ≤ ≤ ≤ 4 , en de
uitdrukkingen worden uitgeoefend en A wordt nogmaals met 1
verhoogd. Zo verder.
Wanneer A = 5 , is het niet langer waar dat A ≤ ≤ ≤ ≤ 4 , en de
uitdrukkingen worden dan ook niet meer uitgeoefende. Het
programma gaat daarna verder met het volgend blok
programmacode.
⇒ Een SLEEP commando doet het programma wachten
gedurende een welbepaalde tijd (tot maximaal 105 seconden). Dit
is handig voor het tonen van intermediaire resultaten alvorens
verder te gaan met het uitvoeren van het programma.
⇒ Het SWAP commando verwisselt de inhoud van beide
geheugens.
= (gelijk aan), < (kleiner dan), > (groter dan), ≠ (niet gelijk aan), ≤
(kleiner of gelijk aan), ≥ (groter of gelijk aan).
Kies NEW uit het programma menu en druk [
].
Kies de rekenmodus waarin het programma dient te werken en
druk [
].
Kies een programmagedeelte ( P0123456789 ) en druk [
Voer de programmacode in.
• De gewone functies van de rekenmachine kunnen als
commando's gebruikt worden.
• Om een programma controle-instructie in te voeren, druk [ 2nd ]
[ INST ] en maak een keuze.
• Om een spatie in te voeren, druk [ ALPHA ] [ SPC ].
Een puntkomma (;) geeft het einde van een commando aan. Om
meer dan één commando op één commandolijn in te voeren,
kunnen deze gescheiden worden van elkaar door een
puntkomma. Bijvoorbeeld:
Lijn 1: INPUT A ; C = 0.5 × A ; PRINT " C = " C ; END
Elk commando of commandogroep kan ook op een afzonderlijke
lijn geplaatst worden, als volgt. In dat geval kan de puntkomma
aan het einde telkens worden weggelaten.
Lijn 1: INPUT A ; C = 0.5 × A [
]
Lijn 2: PRINT " C = " C ; END
Wanneer men klaar is met het invoeren of wijzigen van een
CL
programma, druk [
/
] om terug te keren naar het programma
ESC
menu, kies RUN en druk [
]. (Hetzelfde resultaat bekomt men
door [ PROG ] te kiezen in MAIN modus.)
Kies het gewenste programmagedeelte en druk [
] om het
programma uit te voeren.
Om het programma opnieuw uit te voeren terwijl het eindresultaat
nog wordt weergegeven, druk [
].
Om de uitvoering van het programma af te breken, druk [
Een boodschap verschijnt dan met de vraag om te bevestigen.
STOP : N Y
Druk [
] om de cursor naar Y te verplaatsen en druk [
Foutmeldingen verschijnen ongeveer gedurende 5 seconden,
waarna de cursor knippert ter hoogte van de fout.
Om een fout te corrigeren, kies EDIT uit het programma menu.
Men kan eveneens TRACE gebruiken uit het programma menu.
Het programma wordt dan stap voor stap nagekeken en een
boodschap verschijnt in geval er een fout optreedt.
Range ( Xmin, Xmax, Xscl, Ymin, Ymax, Yscl )
Factor ( Xfact, Yfact )
Plot ( X point, Y point )
in een programma opnemen wanneer men het mogelijk
-------Stop hier
De uitvoering wordt onderbroken ter hoogte van
.
Vervolgens kan men [ 2nd ] [ VRCL ] kiezen om de waarde van
de overeenkomstige variabele zichtbaar te maken ( C in
bovenstaand geval).
].
CL
/
].
ESC
].

Publicité

loading