[Afgeschermde kabelaansluiting]
[Fig. 10.3.5] (P.4)
A Klemmenblok
C Afschermingsdraad
D Twee afschermingskabels kunnen aan elkaar aangesloten worden op het
afschermingdoorverbindingsblok.
E Één afgeschermde kabel is aangesloten aan een andere afgeschermde kabel.
(Klemaansluiting)
F Isolatieband (voor de aarding van de afscherming en het voorkomen van contact
met de aansluitklem van de transmissiekabel)
5. Wanneer u klaar bent met de bedrading, dient u zich er nogmaals van te ver-
zekeren dat er geen speling in de aansluitingen is. Bevestig daarna de afdek-
plaat weer op de aansluitdoos in de omgekeerde volgorde van het verwijde-
ren.
Opmerkingen:
•
Zorg ervoor dat u de kabels niet beschadigt als u het deksel van het
regelkastje er weer op zet. Als dit toch gebeurt kan de kabelaansluiting
los gaan.
•
Als u aan het regelkastje werkt, zorg er dan voor dat u de connectors bij
het kastje niet weghaalt, anders functioneert het apparaat niet goed.
10.4. Instellen van de netspanning
Bij de verscheping vanuit de fabriek staat het apparaat ingesteld voor een net-
spanning van 240, 230 Volt.
Als de plaatselijke netspanning in het gebied waar u woont anders is, verander de
instelling dan.
Verbreek de aansluiting van de motor op de regelkast en plaats het aansluithulp-
stuk op de juiste plaats voor de plaatselijke netspanning.
De kleuren van het aansluithulpstuk zijn als volgt.
Stroombron
240V
Kleur
Wit
[Fig. 10.4.1] (P.4)
A Aansluitslede van aansluitdoos (Wit)
B Aansluiting motor (Wit)
C Aansluithulpstuk (Blauw) (Hulpstuk)
B Ronde aansluitklem
230V
220V
Blauw
10.5. De aansluitadressen instellen
(Zorg ervoor dat er geen stroom op het apparaat staat als u de adressen instelt)
[Fig. 10.5.1] (P.4)
<Adresbord>
•
Er zijn twee types draaibare schakelinstellingen beschikbaar: voor het instel-
len van adressen 1 tot 9 en groter dan 10, en voor het instellen van aftakkings-
nummers.
1 Hoe u de aansluitadressen instelt
Voorbeeld: Als het adres "3" is, laat SW12 (voor 1 tot 9) dan op "0" staan en
breng SW11 (voor groter dan 10) in overeenstemming met "3".
2 Het instellen van de nummers van de aftakkingen (alleen voor de R2-lijn)
Zorg ervoor dat de koelstofpijp van het binnenapparaat overeen komt met
eindaansluitnummer van de BC-bedieningseenheid. Laat de waarde op "0"
voor apparaten die niet tot de R2-lijn behoren.
•
De draaischakelaars worden in de fabriek allemaal op "0" gezet. Deze schake-
laars kunnen worden gebruikt om de addressen van de apparaten en de num-
mers van de aftakkingen naar keuze in te stellen.
•
De vaststelling van de aansluitadressen van het binnenapparaat varieert met
het systeem dat u gebruikt. Stel ze in in overeenstemming met technische
gegevens.
Opmerkingen:
Zet schakelaar SW5 in de juiste stand voor de plaatselijke netspanning.
•
Zet SW5 op 240 Volt als de plaatselijke netspanning tussen 230 en 240
Volt ligt.
•
Als de plaatselijke netspanning 220 Volt is, zet SW5 dan op 220 Volt.
10.6. De kamertemperatuur oppikken met de
ingebouwde sensor in een afstandsbe-
diening
Als u de kamertemperatuur wilt oppikken met de ingebouwde sensor in een af-
standsbediening, zet dan SW1-1 op het controlebord op "ON" (AAN).
45