INSTALLATIE
!
De
controller
moet
voedingskabel met drie draden (zie tabel met bestelbare
onderdelen) met een stekker van het internationaal
goedgekeurde type om de veiligheid van de gebruiker te
waarborgen. Gebruik altijd deze voedingskabel en steek
de stekker in een geaarde contactstop om elektrische
ontladingen te voorkomen en aan de CE-specificaties te
voldoen.
In de controller ontwikkelen zich hoge spanningen die
zware beschadigingen of de dood kunnen veroorzaken.
Alvorens installatie- of onderhoudswerkzaamheden uit te
voeren, de controller van de contactstop afkoppelen.
OPMERKING
De controller kan op een tafel of in een speciaal rack
worden geïnstalleerd. In ieder geval moet de koellucht
vrij rondom het apparaat kunnen circuleren. De controller
mag niet geïnstalleerd en/of gebruikt worden in ruimten
die blootgesteld zijn aan de weersomstandigheden
(regen, vorst, sneeuw), stof, agressieve gassen, of in
ruimten met explosiegevaar of zeer hoog brandgevaar.
Tijdens
de
werking
omgevingscondities aanwezig zijn:
•
temperatuur: van 0 °C tot +40 °C
•
relatieve vochtigheid: 0 - 95%
(niet condenserend).
Gebruik voor aansluiting van de controller op de pomp
de speciale kabel van de controller.
OPMERKING
De verbindingskabel van de controller aan de pomp van
de modellen 969-9444 en 969-9544 is op het
achterpaneel van de controller bevestigd.
Voor de overige aansluitingen en de installatie van de
accessoires
wordt
verwezen
"Technical Information".
GEBRUIK
In
deze
paragraaf
bedieningswijzen uitgelegd. Voor meer informatie of
procedures die aansluitingen of speciale opties betreffen
wordt verwezen naar de paragraaf "Use" van de bijlage
"Technical Informations". Breng, alvorens de controller in
gebruik te nemen, alle elektrische en pneumatische
aansluitingen tot stand en raadpleeg hiervoor de
handleiding van de aan te sluiten pomp.
!
Indien de pomp op een tafel is geplaatst, controleren of
deze stabiel staat om letsel aan personen en schade aan
het apparaat te voorkomen. Laat de pomp nooit werken
zonder dat de ingangsflens aan het systeem is
gekoppeld of de afsluitflens is gesloten.
GEVAAR!
gevoed
worden
via
moeten
de
volgende
naar
het
hoofdstuk
worden
de
voornaamste
GEVAAR!
De connector J1 moet met zijn jumper aangesloten
blijven als geen externe aansluiting tot stand wordt
een
gebracht. De pre-vacuümpomp en de Turbo-V pomp
mogen beide gelijktijdig ingeschakeld zijn.
Bedieningsorganen, controlelampjes en
connectoren van de controller
Hier volgt de beschrijving van het bedieningspaneel van
de controller en van de doorverbindingspanelen. Voor
meer informatie wordt verwezen naar het hoofdstuk
"Technical Information".
1. Drukknop voor selectie van de bedrijfswijze LOW
SPEED. Is alleen actief wanneer de bedrijfswijze op het
frontpaneel wordt geselecteerd. Door de knop een maal
in te drukken, draait de pomp op circa 2/3 van de
nominale snelheid. Door de knop opnieuw in te
drukken, wordt LOW SPEED geïnactiveerd.
2. Drukknop voor het zenden van de sturingen START,
STOP
of
bedrijfswijze op het frontpaneel wordt geselecteerd.
Door de knop een maal in te drukken wordt de startfase
geactiveerd; door de knop opnieuw te bedienen wordt
de pomp gestopt. Als de pomp automatisch is gestopt
ten gevolge van een storing, moet deze knop een
eerste maal worden bediend om de controller te
resetten en een tweede maal om de pomp weer op te
starten.
3. Drukknop voor weergave op het display van de
parameters cycle number, cycle time en pump life.
4. Drukknop voor weergave op het display van de
parameters pump current, pump temperature, pump
power en rotational speed. Is altijd actief, onafhankelijk
van de gekozen bedrijfswijze. Door drukknoppen 3 en 4
gelijktijdig gedurende ten minste 2 seconden in te
drukken, wordt een programma gestart waarmee
enkele
geprogrammeerd.
5. Alfanumeriek display met vloeibare kristallen (LCD):
puntjespatroon, 2 lijnen x 16 karakters.
Frontpaneel van de controllers
22
GEBRUIKSAANWIJZINGEN
OPMERKING
REST.
Is
alleen
actief
bedrijfsparameters
kunnen
969-9444 en 969-9544
87-900-873-01 (F)
wanneer
de
worden