Table des Matières
Publicité
3. WERKING
De ketel schakelt over op voorrang voor warm water zodra de
temperatuur
aan
de
ongeveer 3,5 K onder de ingestelde warmwatertemperatuur
ligt.
De ketel verwarmt vervolgens de platenwarmtewisselaar.
Wanneer de vertrektemperatuur van de gaswandketel onge-
veer 10 K boven de ingestelde warmwatertemperatuur ligt,
wordt de boilerpomp ingeschakeld en daardoor de boiler
verwarmd.
De vultemperatuur wordt door de warmwatertemperatuur-
voeler in de ketel (NTC 3) geregeld.
De ketel wordt uitgeschakeld wanneer de vultemperatuur aan
de NTC 3 overschreden wordt of de boilertemperatuurvoeler
(NTC 1) nog slechts 3,5 K onder de temperatuur van de NTC
3 ligt. De boilerpomp loopt ongeveer 5 minuten door. Zo
wordt de restwarmte naar de boiler overgebracht.
Wanneer minder dan ongeveer 5 liter warm water wordt
getapt, schakelt de ketel niet over op voorrang voor warm
water. Pas bij grotere taphoeveelheden wordt de boiler weer
opgewarmd.
Daardoor worden de stilstandverliezen zo gering mogelijk
gehouden.
De ingebouwde thermometer geeft de in het bovenste
gedeelte van de boiler heersende temperatuur aan. Bij lang-
durige stilstand van de boilerpomp kan in de boiler een
natuurlijke temperatuurgelaagdheid optreden die afwijkt van
de ingestelde boilertemperatuur. Temperatuuraanduiding en
schakelpunt zijn daarom niet identiek.
systeemafhankelijk en kan alleen door circulatie van de boi-
lerinhoud geminimaliseerd worden.
Fig. 4
Schema met NTC-posities
NTC 1
temperatuurvoeler voor het uitschakelen van de voor-
rang voor warm water
NTC 2
temperatuurvoeler voor het inschakelen van de voor-
rang voor warm water
NTC 3
warmwatertemperatuurvoeler aan de platenwarmte-
wisselaar
boilertemperatuurvoeler
Dit gedrag is
ST 75 ES
3. FONCTIONNEMENT
La chaudière se met en priorité pour eau chaude dès que la
(NTC
2)
température à la sonde de température du boiler (CTN 2) est
environ 3,5 K en dessous de la température d'eau chaude
réglée.
Ensuite la chaudière chauffera l'échangeur de chaleur à
plaques.
Quand la température de départ de la chaudière est environ
10 K au-dessus de la température d'eau chaude réglée, la
pompe du boiler est enclenchée et le boiler est chauffé.
La température de remplissage est réglée par la sonde de
température d'eau chaude de la chaudière (CTN 3).
La chaudière est déclenchée quand la température de
remplissage au CTN 3 est dépassée ou quand la sonde de
température du boiler (CTN 1) est seulement 3,5 K en
dessous de la température du CTN 3. La pompe du boiler
continue à tourner pendant environ 5 minutes.
chaleur latente est transférée vers le boiler.
Quand moins de 5 litres d'eau chaude (environ) est puisé, la
chaudière ne se met pas en priorité pour eau chaude. Le
boiler n'est chauffé qu'à partir de débits de puisage plus
importants.
Ainsi les pertes à l'arrêt sont limitées au minimum.
Le thermomètre incorporé indique la température dans la
partie supérieure du boiler. L''arrêt prolongé de la pompe du
boiler peut provoquer une stratification qui dévie de la
température réglée. De ce fait, indication de température et
point de commutation ne sont pas identiques.
comportement est dépendant du système et ne peut être
minimalisé que par circulation de la contenance du boiler.
Fig. 5
Schéma des positions des CTN
CTN 1
sonde de température pour le déclenchement de la
priorité pour eau chaude
CTN 2
sonde de température pour l'enclenchement de la
priorité pour eau chaude
CTN 3
sonde de température eau chaude à l'échangeur de
chaleur à plaques
6
ST 120 & 160 ES
Ainsi la
Ce
Publicité
Table des Matières
