NORAUTO 2274269-NO0534-916 Mode D'emploi page 14

Siège enfant
Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 3
15.
Gebruik NOOIT kleding of dekens die verhinderen dat het gordelharnas correct wordt vastgemaakt. Een niet-vastgemaakt of niet
NL
goed vastgemaakt kind kan tijdens een aanrijding uit het kinderzitje worden geslingerd. Leg eventuele dekens pas over het kind NADAT
het gordelharnas correct is vastgemaakt.
16.
Bij gebruik als universele categorie (groep 0+, I, II, III): Dit kinderbeveiligingssysteem is geschikt voor gordelmodellen die zijn uitgerust
met een driepuntsoprolmechanisme dat voldoet aan ECE R16 en is niet van toepassing op modellen die uitsluitend zijn uitgerust met
tweepuntsgordels.
A
Veiligheidsgordel voertuig — schoudergordel
B
Veiligheidsgordel voertuig — heupgordel
Bij gebruik als semi-universele categorie (groep 0+, I, II, III): Dit kinderveiligheidssysteem is geschikt voor gordelmodellen die zijn uitgerust met
het driepuntsoprolmechanisme dat voldoet aan de ECE R16-eis en is niet geschikt voor modellen die alleen zijn uitgerust met tweepuntsgordels.
WAARSCHUWING: Bij gebruik als semi-universele categorie (groep 0+, I, II, III): Dit kinderzitje kan alleen worden gebruikt met ISOFIX-
bevestigingen. Installeer het niet in uw auto als deze niet is uitgerust met een ISOFIX-bevestigingssysteem!
A
Veiligheidsgordel voertuig — schoudergordel
B
Veiligheidsgordel voertuig — heupgordel
C
ISOFIX-bevestigingen
17.
Gebruik dit kinderzitje NIET als de riemen van het gordelharnas gerafeld of gebroken zijn, of op enige wijze zijn beschadigd.
18.
Gebruik NOOIT beschadigde of gerafelde veiligheidsgordels.
19.
Gebruik dit kinderzitje NIET in een voertuig met veiligheidsgordels ingebouwd in de portieren.
20. Gebruik dit kinderzitje NIET in een voertuig waarin de veiligheidsgordels automatisch langs het chassis bewegen als het portier wordt
geopend. Deze veiligheidsgordels zijn geen goede bevestiging voor een kinderzitje.
WAARSCHUWINGEN AIRBAG
1.
WAARSCHUWING: Plaats GEEN kinderzitje op de passagiersstoel vooraan uitgerust met een airbag tenzij de airbag is uitgeschakeld.
Dit kan de DOOD of ERNSTIG LETSEL tot gevolg hebben. De achterbank is het veiligst. Als uw voertuig een airbag heeft, raadpleeg
dan de handleiding van uw voertuig voor de montage van het kinderzitje.
2.
Als de achterbank van uw voertuig is uitgerust met zij-airbags, raadpleeg dan de handleiding van uw voertuig voor de montage van
het kinderzitje.
3.
Plaats GEEN voorwerpen tussen het kinderzitje en de zij-airbags, want een opblazende airbag kan de voorwerpen tegen het kind slingeren.
AANVULLENDE WAARSCHUWINGEN
1.
Als het warm of zonnig is, controleer dan ALTIJD het kinderzitje op hete oppervlakken voordat u het kind laat plaatsnemen. Het kind
zou zich kunnen verbranden. Dek het kinderzitje af met een lichtgekleurde deken als u het voertuig verlaat.
2.
Zelfs als het kinderzitje niet wordt gebruikt, moet het goed bevestigd zijn met de veiligheidsgordels in het voertuig.
3.
Een niet-bevestigd kinderzitje kan iemand verwonden bij een aanrijding.
4.
Bevestig GEEN extra items aan dit kinderzitje, zoals bekleding, speelgoed enz.
5.
Controleer voor elk gebruik of het kinderzitje veilig is bevestigd en of het veiligheidsharnas juist is afgesteld voor het kind. ONTHOUD:
Extra kleding aan- of uitdoen (zoals een trui of een jas) verandert de pasvorm van het gordelharnas.
6.
Controleer voor elk gebruik of het kinderzitje veilig is vergrendeld.
7.
Als de stoel van het voertuig een verstelbare rugleuning heeft, zorg er dan voor dat deze in de meest verticale positie staat en veilig
is vergrendeld. Een rugleuning die niet in de juiste positie staat of niet is vergrendeld, verhindert een correcte installatie van het
kinderzitje en voorkomt een goede bescherming van het kind.
8.
Gebruik het kinderzitje NIET als de oren van het kind boven de hoofdsteun van het kinderzitje uitkomen.
9.
Laat u tijdens het rijden NOOIT afleiden door een huilend kind. Haal een kind nooit uit het kinderzitje om het te troosten terwijl het
voertuig in beweging is.
10.
Geef kinderen GEEN items zoals een lolly of een ijsje op een stokje. Dergelijke items kunnen een kind verwonden als het voertuig moet
uitwijken of een hobbel raakt.
11.
Leg scherpe of zware voorwerpen in de kofferbak. Alles wat los zit, kan dodelijk zijn bij een aanrijding.
12.
Bij koud weer hebben kinderen mogelijk een extra deken nodig. Plaats het kind dan eerst in het kinderzitje en leg het deken daarna over
zowel het kind, met de gordel aan, als over het kinderzitje.
13.
Plaats het kinderzitje tegen de rijrichting tot het kind meer dan 9 kg weegt.
GEBRUIK VOOR PREMATURE KINDEREN
Voordat u deze kinderbeveiliging gebruikt voor te vroeg geboren kinderen of kinderen met een laag geboortegewicht, moet u controleren
of aan de vereisten voor kinderen is voldaan. Bovendien moeten de richtlijnen in dit hoofdstuk worden gevolgd.
1.
Alle kinderen moeten zo lang mogelijk achterwaarts gericht in de auto reizen.
2.
Te vroeg geboren baby's en baby's met een laag geboortegewicht lopen extra risico op ademhalingsmoeilijkheden en hartproblemen
wanneer ze in een kinderbeveiliging worden geplaatst.
3.
Het is verplicht voor alle zuigelingen die eerder dan 37 weken zijn geboren en alle pasgeborenen die bij de geboorte minder dan
2,26 kg wegen, hen vóór hun eerste autorit te controleren op ademhalingsmoeilijkheden of hartritmestoornissen wanneer ze in een
achterwaarts gericht kinderbeveiligingssysteem reizen.
4.
Het wordt aanbevolen dat het ziekenhuispersoneel uw kind in het kinderbeveiligingssysteem observeert gedurende een periode van
90 tot 120 minuten of de duur van de reis, afhankelijk van wat het langst is. Deze observatieperiode moet worden uitgevoerd met het
kind in de juiste positie zoals beschreven in deze instructies en met het kinderbeveiligingssysteem in een hoek die is goedgekeurd voor
gebruik in het voertuig. Het ziekenhuispersoneel zal controleren op ademhalingsmoeilijkheden of hartritmestoornissen.
5.
De kinderarts van het kind zal u laten weten of er speciale overwegingen voor het reistraject zijn. Het aantal reizen en de duur van de
tijd dat het kind in het kinderbeveiligingssysteem zit, moet tot een minimum worden beperkt. Een verzorger moet op de achterbank
meerijden om toezicht te houden op de zuigeling tijdens het traject.
12

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières