92
Rookstoring tijdens kalibratiefase (mogelijke rookrecirculatie).
109
Lucht in ketelkring (tijdelijke storing)
Veiligheidsthermostaat ingeschakeld vanwege
110
overtemperatuur (mogelijke pompblokkade of lucht in
verwarmingsgroep).
117
Druk hydraulische kring te hoog (> 2,7 bar)
118
Druk hydraulische kring te laag.
Beveiliging ingeschakeld vanwege gebrek aan circulatie
125
(controle verricht door middel van een temperatuuropnemer).
128
Vlamverlies.
129
Vlamverlies tijdens ontsteking
130
NTC rookopnemer ingeschakeld vanwege overtemperatuur.
133
Geen ontsteking (5 pogingen).
134
Gasklepblokkade.
135
Inwendige printplaatfout.
154
Controletest aanvoer-/retouropnemer
160
Werkingsstoring ventilator.
Veiligheidsthermostaat ingeschakeld vanwege
178
overtemperatuur op lage temperatuurinstallatie
317
162
Stroomfrequentie verkeerd.
321
163
NTC tapwateropnemer defect.
384
164
Parasietvlam (inwendige storing).
385
165
Stroomspanning te laag.
CH = verwarmingskring
(*) Uitwendige opnemer: weerstandswaarde in koude toestand ongeveer 1 kΩ bij 25°C (de weerstand neemt af naarmate de temperatuur stijgt).
(**) NTC opnemer perszijde, retour en tapwater: weerstandswaarde in koude toestand ongeveer 10 kΩ bij 25°C (de weerstand neemt af
naarmate de temperatuur stijgt).
(***) NTC rookopnemer: weerstandswaarde in koude toestand ongeveer 20 kΩ bij 25°C (de weerstand neemt af naarmate de temperatuur
stijgt).
In geval van een storing gaat de achterverlichting van het display aan en wordt de foutcode weergegeven. Er kunnen 5
resetpogingen achter elkaar gedaan worden, daarna treedt de ketelblokkade op. Om een nieuwe resetpoging te doen moet
er 15 minuten gewacht worden.
Controleer eventuele rookrecirculatie.
Activeer de automatische kalibratiefunctie die beschreven is in
de paragraaf JAARLIJKS ONDERHOUD - VERVANGEN VAN
ONDERDELEN.
Controleer de werking van de pomp.
Controleer de voedingsbedrading van de pomp.
Controleer de werking van de pomp.
Controleer de voedingsbedrading van de pomp
Controleer of de begrenzingsthermostaat ongeschonden is en
vervang deze eventueel
Controleer de continuïteit van de bedrading van de
begrenzingsthermostaat.
Controleer of de waterdruk in de installatie overeenstemt met
de voorgeschreven druk
Zie de paragraaf VULLEN VAN DE INSTALLATIE.
Als de druk van de CH kring <0,5 bar bedraagt moet u
de installatie vullen (zie de paragraaf VULLEN VAN DE
INSTALLATIE).
Controleer of de hydraulische drukwachter goed functioneert
Zie de bij E109 vermelde ingrepen.
Controleer of de detectie-elektrode ongeschonden is en de
positie ervan (zie de paragraaf JAARLIJKS ONDERHOUD -
PLAATSING VAN DE ELEKTRODEN).
Controleer de continuïteit van het kabeltje en of de detectie-
elektrode goed contact maakt met de ontsteking.
Zie de bij E92 vermelde ingrepen.
Controleer of de detectie-elektrode ongeschonden is en de
positie ervan (zie de paragraaf JAARLIJKS ONDERHOUD -
PLAATSING VAN DE ELEKTRODEN).
Controleer de continuïteit van het kabeltje en of de detectie-
elektrode goed contact maakt met de ontsteking.
Controleer eventuele rookrecirculatie.
Controleer de warmtewisseling van de water-/
rookwarmtewisselaar: mogelijke geringe circulatie of
aanwezigheid van kalk.
Controleer de NTC rookopnemer (***).
Controleer of de gasafsluitklep open is en of er geen lucht in
de gastoevoerkring is.
Controleer de gastoevoerdruk.
Controleer de continuïteit van het kabeltje en of de detectie-
elektrode goed contact maakt met de ontsteking.
Zie de bij E92 vermelde ingrepen.
Controleer of de condensafvoer goed functioneert.
Controleer de gastoevoerdruk.
Controleer of de detectie- en ontstekingselektroden goed
functioneren en controleer de bedrading (zie de paragraaf
JAARLIJKS ONDERHOUD - PLAATSING VAN DE
ELEKTRODEN).
Vervang de elektronische printplaat indien nodig.
Vervang de elektronische printplaat.
Zie de bij E109 vermelde ingrepen.
Controleer of de ventilator goed functioneert.
Controleer of de voedingsbedrading van de ventilator op de
elektronische printplaat aangesloten is.
Controleer of de pomp goed functioneert en of er water in de
installatie op lage temperatuur circuleert.
Controleer de voedingsbedrading van de pomp.
Controleer of de verkeerde elektrische voedingsfrequentie
te wijten is aan oorzaken buiten de ketel, neem in dat geval
contact op met het energieleveringsbedrijf.
Zie de bij E20 vermelde ingrepen.
Controleer of de gasklep goed functioneert.
Voedingsspanning V<175V.
Controleer of de dalingen van de elektrische voeding te wijten
zijn aan oorzaken buiten de ketel, neem in dat geval contact
op met het energieleveringsbedrijf.
35
7700014.01 (1-01/18)