ISO-filmgevoeligheid
In de gebruikelijke fotografie wordt met de keuze van
de ISO-waarde de lichtgevoeligheid van de gebruikte
film in acht genomen. Gevoelige films staan – bij gelij-
ke helderheid – kortere sluitertijden en/of kleinere
diafragma's toe en omgekeerd.
De ISO-instelling op de LEICA DIGITAL-MODUL-R
maakt - in vijf stappen - eveneens een handmatige
aanpassing van sluitertijd/diafragmawaarde aan de
betreffende situaties mogelijk.
Optimale weergavekwaliteit wordt met ISO 100, de
laagste van de beschikbare instellingen bereikt. De
hogere filmgevoeligheden ISO 200, ISO 400,
ISO 800, evenals de bij de laatste waarde beschik-
bare verhoging door de ISO PUSH functie (zie hierna)
hebben een toenemende "beeldruis" tot gevolg. Dit
effect kan met de "korrelstructuur" van zeer gevoelige
films worden vergeleken.
Instellen van de functie
Draai de keuzeknop (1.22) op
, houd de
ISO
(1.23) ingedrukt en kies met de instelknop (1.13) de
gewenste filmgevoeligheid (zie hiervoor ook pag. 85).
• In het dataveld verandert de indicatie overeenkom-
stig (2.20,3a/b/c/d).
92 / Uitvoerige handleiding / Basisinstellingen
Wanneer u door bijv. zeer slechte lichtomstandigheden
een grotere filmgevoeligheid dan ISO 800 nodig hebt
(d.w.z. een kortere sluitertijd is belangrijker dan de
grotere beeldruis), is met de ISO PUSH functie boven-
dien een filmgevoeligheid van ISO 1600 beschikbaar.
Opmerking: ISO PUSH is uitsluitend bij voorafgaan-
de vrijgave van de instelling in het menu beschikbaar.
Kies in het menu (zie pag. 70/86) ISO Push (3.5) en
in het bijbehorende submenu de gewenste functie.
Beeldeigenschappen/Scherpte,
Kleurverzadiging, Contrast
Een van de vele voordelen van digitale fotografie ten
opzichte van gebruikelijke beeldregistratie is de zeer
eenvoudige wijziging van belangrijke, d.w.z. het karak-
ter bepalende, doorslaggevende beeldeigenschappen.
Terwijl beeldbewerkingsprogramma's dit – na de opna-
me en op de computer – in grote mate toestaan, kunt
u bij de LEICA DIGITAL-MODUL-R drie van de belang-
-knop
SET
rijkste beeldeigenschappen al voor de opname beïn-
vloeden:
• Een scherpe afbeelding door de juiste afstandsin-
stelling – tenminste van het hoofdmotief – is een
voorwaarde voor een gelukte opname. De scherpe
indruk van een beeld wordt weer sterk bepaald door
de scherpte aan de zijkanten, d.w.z. hoe klein het
overgangsgebied van licht naar donker aan de zij-
kanten van het beeld is. Door het vergroten of ver-
kleinen van dit gebied kan dus ook de indruk van
scherpte worden gewijzigd.
• De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het
beeld meer "flets" en pastelkleurig of "knallend" en
bont overkomen. Terwijl lichtomstandigheden en
weersgesteldheid (nevelig/helder) voor de opname
gegeven zijn, kan de weergave hier goed worden
beïnvloed.
• Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en
donkere partijen, bepaalt of een beeld eerder "mat"
of "briljant" overkomt. Daarom kan het contrast
door vergroten of verkleinen van dit verschil, d.w.z.
door de heldere weergave van lichte en donkere par-
tijen worden beïnvloed.
Bij alle drie beeldeigenschappen kunt u – onafhankelijk
van elkaar – naast de normale Standaard, d.w.z. onge-
wijzigde weergave, ook telkens een afgezwakte Laag of
een versterkte vorm Hoog kiezen. Met Kleurverzadiging
kan als vierde variant ook Zwart-wit (-weergave) worden
gekozen.