Télécharger Imprimer la page

Montage; De Inbouwplaats Op Geschiktheid Controleren; De Achterste Kentekenplaat Verwijderen; De Camerakabel Doorvoeren - EUFAB 16256 Manuel De L'opérateur

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

Afb. 1: Overzicht

6.2 MONTAGE

Deze gebruiksaanwijzing kan vanwege de verschillende voertuigtypen alleen als voorbeeld worden gebruikt en is niet
rechtstreeks op elk voertuig toepasbaar.

6.2.1 DE INBOUWPLAATS OP GESCHIKTHEID CONTROLEREN

Controleer voordat u begint met de montage of de door u geselecteerde locatie geschikt is voor het installeren van de achteruitrijcamera. Houd daarom
de beide camerahouders, positie 9 in het overzicht, zo nauwkeurig mogelijk boven de achterste kentekenplaat. Het kenteken en de kentekenverlichting
mogen niet door de camera worden afgedekt. De camera en de houders mogen het kofferdeksel niet belemmeren bij het sluiten. De camera kan boven
of onder de kentekenplaat worden gemonteerd. De camera moet zodanig worden gemonteerd dat de kabelaansluiting bovenaan zit.

6.2.2 DE ACHTERSTE KENTEKENPLAAT VERWIJDEREN

Demonteer eerst de achterste kentekenplaat en, indien aanwezig, de kentekenplaathouder van uw voertuig.

6.2.3 DE CAMERAKABEL DOORVOEREN

Wanneer achter de kentekenplaat geen opening aanwezig is om de camerakabel door te voeren, moet hiertoe een gat met een diameter van 10 mm
worden geboord. Verwijder in dat geval eerst de binnenbekleding van de kofferruimte.
Controleer of er geen kabels, draden of andere componenten op de gekozen plaats aanwezig zijn die bij het boren beschadigd kunnen raken.
Wanneer u het gat voor de tule hebt geboord, moet u de blanke delen van het plaatwerk beschermen met roestwerende lak of andere geschikte lak.

6.2.4 DE CAMERA MONTEREN

Verbind de camera met de camerahouders, positie 9 in het overzicht, zie daarvoor afb. 2.
Gebruik daarvoor de bouten, positie 5 in het overzicht en de moeren, positie 6 in het overzicht.
Draai de bouten nog niet helemaal vast. Plaats de kentekenplaat of kentekenplaathouder op
de camerahouders. Lijn de camerahouders zodanig uit, dat u de bevestigingsgaten van de
kentekenplaat of kentekenplaathouder kunt gebruiken. De twee kentekenplaathouders mogen
niet meer dan 4 cm van elkaar verwijderd zijn, afb. 3.
Draai de bouten nu vast.
De afdichtring, positie 8 in het overzicht, heeft aan één zijde een kraag. Deze kraag moet later op
de buitenzijde van het voertuigpaneel rusten. Steek nu de camerakabel vanaf de kraagzijde door
de afdichtring. Vervolgens steekt u de camerakabel met de afdichtring door het boorgat achter
het kenteken. Plaats de kentekenplaat of kentekenplaathouder op de camerahouders en monteer
deze combinatie weer aan uw voertuig.
Afb. 2: Montage camera
Afb. 3: Afstand camerahouders
17

Publicité

loading