❺ Probleemoplossing; I Gedrag Van Het Apparaat - Zodiac KONTIKI 2 Notice D'installation Et D'utilisation

• Wij verzoeken u voordat u contact opneemt met uw dealer in geval van storing aan de hand
van de volgende tabellen, eenvoudige controles uit te voeren.
• Als het probleem aanhoudt, dient u contact op te nemen met uw dealer.

5.1 I Gedrag van het apparaat

De robot werkt
niet
De robot reinigt
niet alle delen van
het zwembad
De robot blijft
geblokkeerd op de
ladder
De robot beweegt
heel langzaam
en er verschijnen
luchtbellen bij de
uitlaat
14
❺ Probleemoplossing
• Het zwembad moet van het type BOVENGRONDS van 10 tot 50 m³ zijn.
• Het zwembad moet voorzien zijn van een zelfstartende filtergroep waarvan het volledige
debietsysteem 5 tot 7 m³/uur is, het vermogen van de filterpomp moet 0,5 PK of 375 Watt
zijn.
• Als de pomp te zwak is, zal de robot niet bewegen; als de pomp te krachtig is (meer dan
0,5 pk of 375 watt met een debiet van meer dan 7m³/h) , kan het diafragma van de robot
beschadigd raken en het apparaat immobiliseren.
• Controleer of het diafragma van de robot niet is beschadigd. Het diafragma van de robot
kan in twee gevallen schade oplopen:
- Als de pomp te krachtig is (hoger dan 0,5 HP of 375 watt bij een debiet van meer dan
7m³/h).
- Of het diafragma van de robot kan mogelijk worden beschadigd door het transport van
vuil, of het is versleten door intensief gebruik van het apparaat. Het moet dan worden
vervangen (zie § 4.3 I Het diafragma vervangen).
• Controleer of het diafragma van de robot niet wordt geblokkeerd door vuil:
- Scheid de externe uitlaatbuis en de cassette van het robotlichaam door de ring los te
maken van de externe uitlaatbuis.
- Schroef de externe uitlaatbuis los en druk op de interne uitlaatbuis om het diafragma te
doen verschijnen.
- Verwijder vuil dat geblokkeerd kan zitten in het diafragma of in de interne uitlaatbuis.
- Plaats de interne uitlaatbuis terug op zijn plaats en schroef de externe uitlaabuis terug.
• Controleer of het filtersysteem goed werkt en controleer of de klep zich effectief in de
filtratiepositie bevindt.
• Controleer of de korf van de voorfilter en de filter schoon zijn.
• Controleer of er zich geen lucht in het systeem bevindt.
• Controleer of de aanzuigslang correct is aangesloten.
• Controleer of de zuigkracht van het apparaat niet wordt geblokkeerd door vuil.
• Om een optimale reiniging van het zwembad te garanderen, kunnen de starttijden van de
filtratie worden verminderd. (Voorbeeld: een filtratie van 6 uur in 3 keer 2 uur geeft een
betere dekking van het zwembad dan een enkele filtratie van 6 uur.)
• Controleer of de buis niet te lang of te kort is (zie § "2.2.1 I Bepalen van het aantal
benodigde secties" ). Voeg in het tegengestelde geval de nodige slangsecties toe.
• Controleer of de afvoermond(en) naar beneden zijn gericht om de beweging van de robot
niet te belemmeren.
• Controleer of de slangen niet verstopt zijn.
• Controleer of er lussen in de slang zitten. Als de slang een bepaalde lusvorm heeft
aangenomen, schakel dan de reinigingsrobot uit en verwijder de betreffende slangdelen.
Leg de slangdelen met de lussen plat in de zon, totdat deze delen weer de juiste vorm
hebben aangenomen. Plaats de slangdelen terug op de reinigingsrobot.
• Controleer of de eerste buisdeflector op 2 meter van het apparaat is geplaatst (zie § "2.2.1
I Bepalen van het aantal benodigde secties") en plaats de tweede buisdeflector op 3-4
meter van de skimmer in plaats van op de eerste 2 meter.
• Controleer of de ronde deflector correct is gemonteerd. (zie § "2.1.1 I De ronde deflector"
).
• Als de robot ondanks de ronde deflector geblokkeerd blijft, verwijdert u de ladder tijdens
het reinigen.
• Controleer de dichtheid van het circuit:
- Tussen het apparaat en de buis,
- Tussen alle buissecties,
- Tussen de buis en de adapter,
- Tussen de adapter en de skimmer,
- Tussen de skimmer en de filter.