Storingzoeken - Valeo park vision Manuel D'instruction

DE
Fehlerbehebung
1- Sobald der Rückwärtsgang eingelegt
4. Prüfen Sie, ob der Anzeige stumm
ist, wird ein Warnsignal ausgelöst, geschaltet ist (siehe Seite 46).
obwohl sich kein Hindernis hinter
3- Das System weist auf einen
dem Fahrzeug befindet:
defekten Sensor hin
1. Stellen Sie sicher, dass der (der Anzeige piept dreimal):
erforderliche Abstand der Sensoren
1. Überprüfen Sie, ob die
vom Boden für die Einpassung in die
Sensoroberfläche sauber ist.
Stoßstange berücksichtigt wurde
2. Vergewissern Sie sich, dass
(zwischen 45 und 60 cm).
die Sensoren richtig mit dem
2. Kontrollieren Sie den Winkel der
Steuergerät verbunden sind.
in die Stoßstange eingepassten
3. Kontrollieren Sie, ob die
Sensoren. Falls notwendig,
Sensorkabel beschädigt sind.
benutzen Sie die Winkeleinstellringe.
4. Stellen Sie sicher, dass die
3. Vergewissern Sie sich, dass der
Sensoren unversehrt sind.
Abstand zwischen den einzelnen
5. Vergewissern Sie sich, dass die
Sensoren an der Stoßstange korrekt
Sensoren in der richtigen Reihenfolge
ist (< oder = 45 cm).
(Markierungen ABCD) mit dem
2- Obgleich der Rückwärtsgang
Steuergerät verbunden sind.
eingelegt ist, erkennt das System
4- Die Lautstärke des Warntons
kein Hindernis hinter dem Fahrzeug:
ist zu niedrig:
1. Stellen Sie sicher, dass der erforderliche
Wählen Sie die höchste Stufe aus
Abstand der Sensoren vom Boden
und prüfen Sie, ob es auf dem
für die Einpassung in die Stoßstange
gewünschten Niveau ist.
berücksichtigt wurde (zwischen 45
5- Wenn das Problem weiterhin
und 60 cm).
besteht, führen Sie bitte
2. Kontrollieren Sie den Winkel
folgende Schritte durch:
der in die Stoßstange
1. Prüfen Sie den Kabelanschluss.
eingepassten Sensoren. Falls
2. Prüfen Sie die Einstellung des
notwendig, benutzen Sie die
Steuergeräts (Stellung des Pins).
Winkeleinstellringe.
3. Kontaktieren Sie den Händler, bei
3. Vergewissern Sie sich, dass der
dem Sie das Produkt gekauft haben.
Abstand zwischen den einzelnen
Sensoren an der Stoßstange korrekt Wenn 2 nebeneinander liegende
62 Sensoren fehlerhaft sind, wird das
ist (< oder = 45 cm).
gesamte System ausgeschaltet.
6- Es ist kein Bild auf dem Display 9- Die Einpark-Hilfslinien scheinen
zu sehen: nicht parallel zum Boden bzw.
zur Lage des Stellplatzes
1. Ist die Stromversorgungsleitung
zu verlaufen:
richtig angeschlossen?
1. Überprüfen Sie, ob der
2. Ist die Zündung eingeschaltet?
erforderliche Abstand der
3. Ist der Rückwärtsgang eingelegt?
Minikamera vom Boden
4. Sind alle Kabel richtig angeschlossen? eingehalten wurde (45 bis 60 cm).
5. Die korrekte Funktionseinstellung 2. Überprüfen Sie den Kamerawinkel
des Bildschirms überprüfen.
bezüglich eines Hindernisses
in 2,5 m Entfernung, indem
7- Bild auf dem Display, ohne
Sie kontrollieren, ob das
dass der Rückwärtsgang
Hindernis genau in der Mitte
eingelegt ist:
des Bildschirms erscheint. Fügen
Vergewissern Sie sich, dass
Sie zur Winkelkorrektur weitere
das Stromkabel der Kamera
Einstellringe hinzu.
am Versorgungsskabel des
10- Entfernungsangabe
Rückfahrlichts angeschlossen ist.
der Einpark-Hilfslinien
8- Verschwommenes Bild
stimmt nicht:
oder schlechte Qualität
Überprüfen Sie die Kamerawinkel
auf dem Display:
mit Hilfe des Eichtests (Seite 48).
1. Prüfen, ob die Kameralinse
verschmutzt oder nass ist.
2. Die Linsen mit Alkohol säubern
und anschließend mit einem
sauberen Tuch trocknen.
3. Helligkeit, Kontrast und Intensität
der Farben lassen sich einstellen.
NL
Storing zoeken
1- Als het voertuig in de
4. Controleer of de display niet in mute
achteruitrijversnelling is geschakeld modus staat (ga naar pagina 46).
en een geluidssignaal wordt
3- Het systeem geeft een defecte
geactiveerd als er geen obstakel
sensor aan (de display piept
achter het voertuig aanwezig is:
drie keer):
1. Controleer of de gemonteerde
1. Controleer of het sensoroppervlak
sensoren op de voorgeschreven
schoon is.
hoogte geplaatst zijn (tussen 45
2. Controleer of de bedrading van
en 60 cm).
de sensoren juist is aangesloten
2. Controleer of de gemonteerde
op de ECU.
sensoren in de voorgeschreven
3. Controleer of de bedrading van
hoek geplaatst zijn. Indien nodig,
de sensoren beschadigd is.
gebruik bij de montage de speciale
ringen om de juiste hoek te bepalen. 4. Controleer of de sensor beschadigd is.
5. Controleer of de kabels van de
3. Controleer of de gemonteerde
sensoren op de voorgeschreven sensoren in de juiste volgorde
afstand van elkaar geplaatst zijn (A,B,C,D) zijn aangesloten op de ECU.
(< of = 45 cm).
4- Het volume van het
waarschuwingssignaal is te laag:
2- Als het voertuig in de
achteruitrijversnelling is
Selecteer het maximum niveau
geschakeld en een obstakel
en controleer.
achter het voertuig wordt niet
5- Volg deze stappen als het
gedetecteerd door het system:
probleem zich blijft voordoen:
1. Controleer of de gemonteerde
1. Controleer alle bedrading van
sensoren op de voorgeschreven
het systeem.
hoogte geplaatst zijn (tussen 45
2. Controleer de jumper instelling
en 60 cm).
op de ECU.
2. Controleer of de gemonteerde
3. Neem contact op met de dealer
sensoren in de voorgeschreven hoek
geplaatst zijn. Indien nodig, gebruik waar u bent.
bij de montage de speciale ringen
Als twee naast elkaar
om de juiste hoek te bepalen.
gemonteerde sensoren defect
zijn, wordt het gehele systeem
3. Controleer of de gemonteerde
uitgeschakeld.
sensoren op de voorgeschreven
afstand van elkaar geplaatst zijn
(< of = 45 cm).
6- Er wordt niets weergegeven 9- De parkeerhulpstrepen verschijnen
op het scherm: niet goed parallel op de grond
of op de parkeerplaats:
1. Is de voedingskabel juist
aangesloten? 1. Controleer of de juiste hoogte
van de camera ten opzichte van
2. Is het contact in stand ACC ON
de grond in acht is genomen
gezet?
(tussen 45 en 60 cm).
3. Is de achteruitrijversnelling
2. Controleer of de camera onder
geselecteerd?
de juiste hoek is geplaatst ten
4. Zijn alle draden juist aangesloten?
opzichte van een obstakel op
5. Controleer de juiste
2,5 m, door te controleren of het
functieinstelling van het scherm. obstakel goed in het midden van
het scherm wordt weergegeven.
7- Er wordt iets weergegeven
Voeg zo nodig stelringen toe om
op het scherm zonder dat
de hoek te corrigeren.
de achteruitrijversnelling
is geselecteerd: 10- De parkeerhulpstrepen geven
geen juiste afstand weer?
Controleer of de voedingskabel
van de camera is aangesloten Controleer de hoeken van de
op het achteruitrijlicht. camera volgens de ijktest (pagina' s 48).
8- Vertroebeld beeld of slecht
beeld op het scherm:
1. Controleer of er zich vuil of water
op de lens van de camera bevindt.
2. Reinig de lens met wat alcohol en
droog de lens met een schone doek.
3. De helderheid, het contrast en de
intensiteit van de kleuren kunnen
worden ingesteld.
63