4.2
Toevoer monteren
Toevoerleiding op de aansluiting (1) monteren.
De toevoer kan optioneel op een boorvlak (zie "Product-
omschrijving", pagina 69) worden gemonteerd.
Zorgen dat:
De toevoer boven de niveausensor voor het inschake-
len van de pomp(en) wordt geplaatst. Anders ontstaat er
terugstuw in de toevoer.
Alternatief kunnen de schakelpunten worden aangepast.
De toevoer niet direct naast de niveausensor wordt
geplaatst: de werking van de voeler kan worden beïn-
vloed door vervuilingen en het binnenstromende afvalwa-
ter.
De gebruikte gatenzagen en de doorvoerdichtingen bij
elkaar passen.
Het midden van het boorgat op de middellijn van het
boorvlak wordt uitgelijnd.
De randen van het geboorde gat niet worden afge-
braamd: dit kan tot lekkages leiden.
4.3
Be - en ontluchtingsleiding aansluiten
Aansluiting voor be- en ontluchtingsleiding (1) bij de aan-
gebrachte snijrand afzagen.
Be- en ontluchtingsleiding op de ontluchtingsaansluiting
(1) aansluiten.
Aansluitingen en klemmen moeten geluiddempende
eigenschappen hebben.
Conform DIN EN 12056-4 moet een aparte be- ontluch-
tingsleiding naar het dak worden aangebracht.
010-907
Opvoerinstallatie / Inbouw- en bedieningshandleiding
75 / 100