Het schoonmaken van het apparaat
–
mag niet met een waterslang of hoge-
drukstraal gebeuren (gevaar van kort-
sluiting of andere schades).
Gebruik het apparaat niet bij temperatu-
–
ren beneden de 0 °C.
Wateraansluiting
Neem de voorschriften van uw waterbe-
–
drijf in acht.
De schroefverbinding van alle aansluit-
–
slangen moet dicht zijn.
De hogedrukslang mag niet beschadigd
–
zijn. Een beschadigde hogedrukslang
moet direct worden vervangen. Er mo-
gen alleen slangen en verbindingen ge-
bruikt worden die werden aanbevolen
door de fabrikant. Bestelnr. zie ge-
bruiksaanwijzing.
Het apparaat met de werkinstallaties
–
moet voor gebruik gecontroleerd wor-
den op deugdelijkheid en bedrijfsveilig-
heid.
Het apparaat niet gebruiken wanneer
een aansluitkabel of belangrijke onder-
delen van het apparaat beschadigd zijn,
bv. veiligheidsinrichtingen, hogedruk-
slangen, handspuitpistolen.
Zuig nooit oplosmiddelhoudende vloei-
–
stof of onverdunde zuren en oplosmid-
delen op! Tot deze stoffen behoren
bijvoorbeeld benzine, verfverdunner en
stookolie. De sproeinevel is zeer licht
ontvlambaar, explosief en giftig. Ge-
bruik geen aceton, onverdund zuur of
oplosmiddel, omdat die de materialen
aantasten die in het apparaat zijn ver-
werkt.
Bij gebruik van het apparaat in gevaar-
–
lijke omgevingen (bijvoorbeeld tanksta-
tions) moeten de overeenkomstige
veiligheidsvoorschriften in acht geno-
men worden. Niet gebruiken in ruimtes
met ontploffingsgevaar.
Het apparaat moet op een effen, stevi-
–
ge ondergrond staan.
20
Gebruik
Wanneer in de bedieningshandleiding
–
van het apparaat (technische gege-
vens) een geluidsniveau van meer 80
dBA wordt aangegeven, moet gehoor-
bescherming worden gedragen.
Alle stroomvoerende voorwerpen bin-
–
nen het werkgebied moeten spuitwater-
dicht zijn.
De hefboom van het handspuitpistool
–
mag tijdens de werking niet vastge-
klemd worden.
Draag de juiste beschermende kleding
–
en een veiligheidsbril ter bescherming
tegen terugspattend water.
Hogedrukstralen kunnen gevaarlijk zijn
–
bij niet-reglementair gebruik. De straal
mag niet gericht worden op personen,
dieren, onder stroom staande voorwer-
pen of het apparaat zelf.
Richt de hogedrukstraal niet op ande-
–
ren of op uzelf, bijvoorbeeld om het rei-
nigen van kleding of schoeisel.
Voertuigbanden/bandventielen mogen
–
uitsluitend gereinigd worden vanop een
minimum spuitafstand van 30 cm. An-
ders kan de voertuigband/het bandven-
tiel beschadigd worden door de
hogedrukstraal. Het eerste teken van
een beschadiging is de verkleuring van
de band. Beschadigde voertuigbanden
zijn een bron van gevaar.
Asbesthoudende en andere materialen
–
die gevaarlijke stoffen bevatten, moe-
gen niet afgespoten worden.
Bij korte straalpijpen bestaat verwon-
–
dingsgevaar aangezien een hand per
ongeluk met de hogedrukstraal in con-
tact kan komen. Wanneer de gebruikte
straalpijp korter is dan 75 cm, mag geen
puntspuitkop of rotorspuitkop gebruikt
worden.
Bij gebruik van reinigingsmiddelen
–
moet het veiligheidsgegevensblad van
de reinigingsmiddelfabrikant in acht ge-
nomen worden, in het bijzonder de in-
structies betreffende de persoonlijke
veiligheidsuitrusting.
– 2
NL