NL Vloerslijpmachine DSM 400
3 Bediening
7.
Spanhendel sluiten.
De stuurbeugel is vergrendeld.
8.
Slijpwerktuig op het oppervlak dat wordt gesle
pen plaatsen.
9.
Eventueel extra gewichten aanbrengen
(alleen voor DSM 400 / 3~, ! hoofdstuk 4.2).
De rijwerk‐hoogteverstelling mag alleen worden
bediend, als de machine stilstaat!
10. Rijwerk‐hoogte‐instelling [23, fig. G] draaien tot
de machine volgens de ingebouwde waterpas
[24, fig. G] waterpas is uitgelijnd.
11. Stofbescherming [11, fig. A/K] op juiste bevesti
ging en werking controleren en indien nodig met
klittenbanden [9, fig. A/K] corrigeren of vervan
gen.
De stofbescherming moet 3 ... 4 mm afstand tot
het slijpoppervlak hebben.
12. De veiligheidsvoorzieningen voor inbedrijfstelling
op volledigheid en werking controleren!
Gevaar voor beschadiging door klemmen of
trekbelasting van de netleiding en de afzuig
slang!
De contactdoos voor de stroomvoorziening
moet volgens de plaatselijke voorschriften
worden gemonteerd!
Letselgevaar door ongecontroleerd starten van
de machine!
Voor het insteken van de netstekker moet
worden gecontroleerd of de machine is uitge
schakeld.
13. Aansluitkabel (verlengingskabel) met een re
glementaire netcontactdoos verbinden en de
netstekker [7, fig. A/K] in de netkoppeling van
de aansluitkabel steken.
3.2 Bedrijf
Veiligheidsaanwijzingen in hoofdstuk 2 in acht
nemen!
Gevaar voor beschadiging door ongecontroleerd
bewegen van de machine!
Voor het bedienen van de veiligheidsbeugel moet
de machine met beide handen aan de stuurbeugel
worden vastgehouden!
Bij hellende vloeren kan de machine sterk versnel
len, oncontroleerbaar worden en door het hoge
zwaartepunt ook kantelen! Eventueel geschikte
hulpmiddelen (bijv. lier) gebruiken!
De machine kan bij het starten een sterke zijde
lingse draaibeweging maken! Zorg voor een vei
lige afstand en juiste positie van de stuurbeugel!
Tijdens gebruik mag de machine alleen in het
greepbereik van de stuurbeugel [1, fig. A/B]
worden vastgepakt!
1.
Eventueel water toevoeren voor oppervlakken
die nat moeten worden geslepen.
2.
Machine aan de stuurbeugel [1, fig. A] vast
houden.
3.
Fig. B:
Veiligheidslijn [6] om de pols binden en de
grendel [5] in de veiligheidsschakelaar [4]
steken.
4.
AAN‐toets [17, fig. C] indrukken.
De aandrijving is ingeschakeld.
De ETX‐houderplaat [19, fig. D/F] draait.
Het te slijpen oppervlak kan nu worden bewerkt.
3.3 Machine uitschakelen
Letselgevaar door verder draaien van de
ETX‐houderplaat na uitschakelen van de ma
chine!
De werktuighouder kan na uitschakelen nog
enkele seconden verder draaien (naloop)!
Bij het uitschakelen met de op de vloer ge
plaatste werktuigen kan de machine na het uit
schakelen resp. lostrekken van de veiligheidslijn
nog tot 60° rond de eigen as verder draaien!
De stuurbeugel pas loslaten, als de
ETX‐houderplaat niet meer draait!
—
Rode UIT‐toets [16, fig. C] indrukken.
De aandrijving is uitgeschakeld.
De ETX‐houderplaat [19, fig. D/F] draait niet
meer.
Als de ETX‐houderplaat verder draait (defect),
netstekker eruit trekken!
Letselgevaar door hoge elektrische spanning!
Na uitschakelen is de machine niet stroomloos!
Om de machine stroomloos te maken, moet de
netverbinding gescheiden zijn
(netstekker eruit trekken)!
37