Aansluiten
De elektrische aansluiting via een vaste aansluitleiding
◾
NL
die is voorzien van een stekker of een meerpolige scha-
kelaar met een contactopeningsbreedte van minimaal
3 mm tot stand brengen (VDE 0700/deel 1).
◾
Als bescherming tegen lekwater en voor de trekontlasting
aan de kabelschroefverbinding moet een aansluitleiding
met voldoende buitendiameter worden
gebruikt
➜
Afb.
◾
Bij mediumtemperaturen van meer dan 90 °C een warm-
tebestendige aansluitleiding gebruiken.
Aansluitleiding zo aanleggen dat deze de leidingen en de
◾
pomp niet aanraakt.
6.3
Aansluitmogelijkheden
➜
Afb.
12
3~ 400 V zonder nulleiding N: nettrafo voor-
schakelen.
6.4
Dubbelpompen
Alleen als hoofd- en reservepomp met automatische
storingsoverschakeling gebruiken:
Beide motoren afzonderlijk aansluiten en beveiligen.
◾
◾
Apart schakeltoestel aanbrengen.
◾
Identieke instellingen uitvoeren.
36
.
15
6.5
Verzamelstoringsmelding (SSM)
Het contact van de verzamelstoringsmelding (potentiaal-
vrij verbreekcontact) kan op een gebouwbeheersysteem
worden aangesloten. Het interne contact is in de volgen-
de gevallen gesloten:
◾
De pomp is spanningsloos.
Er is geen storing aanwezig.
◾
De regelmodule is uitgevallen.
◾
GEVAAR
Levensgevaar door spanningsoverdracht als de net- en
SSM-leiding gemeenschappelijk in een 5-aderige kabel
worden geleid.
◾
SSM-leiding niet op een lage veiligheidsspanning aans-
luiten.
◾
Kabel 5 x 1,5 mm² gebruiken.
Bij aansluiting van de SSM-leiding op een voedingsspan-
ning:
◾
Fase SSM = Fase L1
6.6
Aansluiten
➜
Afb.
tot
13
19