Informatie Weergegeven Op Het Menu Van De Gebruiker - ECOFOREST AU12 Manuel D'installation

Aerothermal source
Fan:
DTair unit :
ASFnominal:
Het is raadzaam ASF = 0,9 te configureren voor installaties met een enkele luchtverhitter en ASF = 0,45 voor installaties met twee
luchtverhitters, ongeacht het geïnstalleerde ecoGEO model en of de installatie aerothermisch of hybride is.
Het is mogelijk een ASF te verkrijgen die meer afgesteld is op uw concrete installatie. Stel hiertoe de warmtepomp in werking in
warmteproductie (sanitair warm water, verwarming of zwembad) op een vermogen dat voldoende is zodat de ventilator
voortdurend werkt aan de maximaal geconfigureerde snelheid (u kunt de snelheid op elk ogenblik zien in het menu
gebruiker/informatie). Zodra dit is bereikt, zorgt u dat de AU12 unit niet vuil is noch met ijzel bedekt is. Nu kunt u de nominale ASF
waarde van uw installatie aflezen in het menu gebruiker/informatie. Configureer de bediening met de verkregen waarde.
Defrosting
Aktief:
Defrosting by:
Start:
ASFstart: Frost factor:
End:
StopT:
Max. time:
Hybrid system
Sources
DHW %min air:
%min ground:
+50%
Geothermal protection
12.0C minimumT:
20Min

5.2. Informatie weergegeven op het menu van de gebruiker

Op het menu van gebruiker/informatie bevinden zich twee schermen specifiek voor de systemen met aerothermische en hybride
aanvoer. Druk op voor snelle toegang tot het menu informatie vanuit het hoofdscherm.
Aerothermische sensor
Min Max
40 70% 1. Voor het afstellen van het maximaal en minimaal toegelaten percentage van
ventilatorsnelheid. Het is raadzaam het minimum in te stellen op 40% en het
4.0C
0.45
maximum op 70%.
2. Voor het afstellen van het beoogde temperatuursverschil lucht-antivries voor de
bediening van de ventilator. Het is raadzaam een waarde van 4ºC te configureren.
3. Voor het afstellen van de nominale werkingsfactor (ASF nominaal) van de
aerothermische sensor.
Ontijzing
DHW
1. Voor het activeren van het ontijzingsprogramma van de aerothermische sensor en
het afstellen van de parameters.
+50%
2. Voor het selecteren van het productiesysteem dat gebruikt wordt als warmtebron
12.0C
20Min
voor het uitvoeren van ontijzingen (verwarming/sanitair warm water/zwembad).
Houd er rekening mee dat er warmte genomen wordt van dit systeem voor het
uitvoeren van de ontijzing, daarom daalt de temperatuur hiervan lichtjes.
3. Voor het afstellen van de afleiding t.o.v. de nominale ASF waarmee het
ontijzingsprogramma opgestart wordt. Het is raadzaam een waarde van 50ºC te
configureren.
4. Voor het afstellen van de temperatuur voor de aanvoervloeistof die vereist is om het
ontijzingsprogramma te beëindigen. Het is raadzaam een waarde van minstens 12ºC
te configureren.
5. Voor het
ontijzingsprogramma. Het is raadzaam een waarde van minstens 20ºC te
configureren.
Hybride systeem
20%
1. Voor het afstellen van het minimumpercentage vermogen dat door elke sensor
20%
geabsorbeerd wordt. Indien het percentage van vermogen geabsorbeerd door elk
van de sensoren tot onder de ingestelde waarde daalt, dan wordt deze
12.0 C
gedeactiveerd. Als startwaarde wordt aanbevolen 20% te configureren, maar deze
waarden moeten worden aangepast van het type geothermische sensor en de
beperkingen hiervan.
2. Voor het instellen van een minimumtemperatuur voor inlaat naar de geothermische
sensor waaronder deze gedeactiveerd wordt. Deze optie is nuttig voor het
deactiveren van horizontale aanvoersystemen wanneer deze vastgelopen zijn, zodat
het herstel bevorderd wordt.
Opmerking: Dit scherm is enkel beschikbaar voor hybride aanvoersystemen.
afstellen van de maximumtijd
88
Handleiding installatie en servicedienst AU12
die aangewend wordt per