Solderen
– Het apparaat is geschikt voor punctueel solderen
of het solderen van buizen. De smelttemperatuur
van het lood moet hier bij 400 °C liggen.
Verlijmen en vervormen van kunststoffen
– Kunststoffen door gelijkmatig heen en weer
bewegen verwarmen. Voor het vastlijmen een
geschikte lijm gebruiken.
Drogen
– Het apparaat kan voor het drogen van verflagen,
bindmiddelen of afdichtmassa worden gebruikt.
Krimpen
– Krimpkous overeenkomstig het werkstuk kiezen
en gelijkmatig met de heteluchtpistool verwar-
men.
Ontdooien van waterleidingen
– De bevroren plek altijd vanaf de rand naar het
midden verwarmen. Kunststofleidingen evenals
verbindingen tussen leidingstukken heel voor-
zichtig verwarmen, om beschadiging te voorko-
men.
Mondstukken
WAARSCHUWING! Gevaar voor let-
sel! Het vervangen van het mondstuk
mag alleen na het uitschakelen van de
stroom en volledig afgekoeld apparaat
worden uitgevoerd.
• Het straalmondstuk (4) beschermt door afbuiging
van de luchtstroom bijv. ruiten tegen verwarming.
• Het verloopmondstuk (5) zorgt voor een punctu-
ele luchtstroom, die bijvoorbeeld voor het vervor-
men van kunststoffen kan worden gebruikt.
• Het reflectormondstuk (6) zorgt voor een brede
luchtstroom, die bijvoorbeeld voor het verwarmen
van bevroren waterleidingen kan worden
gebruikt.
Voer vóór het inschakelen controles uit!
GEVAAR! Gevaar voor letsel! Het
apparaat mag alleen in bedrijf worden
genomen als er geen gebreken gevonden
zijn. Als er een onderdeel defect is, moet
het absoluut voor het volgende gebruik
vervangen worden.
Controleer de veilige toestand van het apparaat:
– Controleer of de luchtinlaatopeningen vrij zijn.
– Controleer of alle delen vastzitten.
– Controleer of er zichtbare gebreken zijn: gebro-
ken onderdelen, scheuren etc.
In-/uitschakelen
LET OP! Gevaar voor schade aan het
apparaat! Altijd een minimale afstand
van 25 mm tussen mondstuk en te bewer-
ken oppervlak aanhouden.
LET OP! Gevaar voor schade aan het
apparaat! Het apparaat nooit met de
luchtinlaatopeningen naar beneden
gericht gebruiken. Vervuilde lucht kan
aangezogen worden.
LET OP! Gevaar voor schade aan het
apparaat! Het apparaat moet altijd met
een van de mondstukken worden
gebruikt.
GEVAAR! Gevaar voor letsel!
– Gewenst mondstuk erop steken.
– Apparaat aan stroomnet aansluiten.
– Mondstuk op het te bewerken oppervlak richten.
– Inschakelen: Aan/Uit-schakelaar (3) in positie [I]-
[II] zetten.
– Uitschakelen: Aan/Uit-schakelaar (3) in posi-
tie [0] zetten.
– Onmiddellijk na het beëindigen van de werk-
zaamheden de netstekker loskoppelen en het
apparaat op de staander (4) laten afkoelen
(► P. 4, afb. 3).
Reiniging en onderhoud
GEVAAR! Gevaar voor letsel! Vöór alle
reinigings- en onderhoudswerkzaamhe-
den apparaat uitschakelen en netstekker
loskoppelen. Wacht, totdat alle bewe-
gende delen compleet stil staan en het
apparaat is afgekoeld.
Apparaat reinigen
Een zorgvuldige hantering en een regelmatige reini-
ging garanderen dat het apparaat lang goed kan
functioneren en goede prestaties kan leveren.
– Apparaat met een licht bevochtigde doek schoon-
vegen.
– Het apparaat nooit met water besproeien of aan
water blootstellen.
– Voor reiniging noot een reinigings- of oplosmiddel
gebruiken. Het apparaat kan onherstelbaar
beschadigd worden. De kunststofonderdelen
kunnen door chemicaliën worden beschadigd.
– Luchtinlaatopeningen en mondstukken ontdoen
van vuil en verstoppingen.
Afvalverwijdering
Afvalverwijdering van het apparaat
Het symbool van de doorgestreepte vuilnis-
bak betekent: batterijen en accu's, elektri-
sche en elektronische apparatuur mogen
niet als huishoudelijk afval worden afge-
voerd. Ze kunnen stoffen bevatten die scha-
delijk zijn voor het milieu en de gezondheid.
Consumenten zijn verplicht om oude elektrische
apparaten, afgedankte batterijen en accu's geschei-
den van huishoudelijk afval op een officieel inzamel-
punt af te geven om een goede verdere verwerking te
waarborgen. Overeenkomstig de wettelijke voor-
schriften kan de inlevering gratis gebeuren, bijv. via
een gemeentelijk afvalverwerkingsbedrijf of via een
handelaar.
Batterijen, oplaadbare batterijen en lampen
die niet vast in afgedankte elektrische appa-
ratuur zijn ingebouwd en die kunnen worden
verwijderd zonder beschadigingen, moeten
vóór afvalverwijdering worden verwijderd en afzon-
NL
49