Télécharger Imprimer la page

Trix Ae 3/6 II Serie Mode D'emploi page 3

Publicité

Informations concernant la
locomotive réele
La série Ae 3/6
II
est le résultat d'etudes de développe-
ment menées sur le prototype Be 3/5 12 201 de 1919
livrée par la firme Örlikon. Les chemins de fer suisses
(CFF) ont acquis de 1924 à 1926, 60 Ae 3/6
assurer le trafic express sur les lignes de plaine.
La vitesse maxima, initialement fixée à 90 km/h, a pu
être portée à 100 km/h. Deux moteurs à rotation
lente sont logés dans le châssis rigide de la motrice.
Ils entraînent 2 faux-essieux qui transmettent la puis-
sance aux roues motrices par des bielles. La puis-
sance horaire de ces motrices est de 1 470 kW à
65 km/h alors que la puissance à régime permanent
est de 1 225 kW à 75 km/h. après 1954, une porte
(celle de droite dans le sens de marche) à été con-
damnée de chaque côte de la caisse. Il en fut de
même pour le portes d'extrémités et les plaques
d'intercirculation.
All manuals and user guides at all-guides.com
Informatie van het voorbeeld
De Ae 3/6
proeflocomotief Be 3/5 nummer 12 201 uit 1919,
die door de Maschinenfabrik Oerlikon gebouwd is.
Tussen 1924 en 1926 werden door de Schweizerische
Bundesbahnen 60 stuks Ae 3/6
II
pour
dienst in het vlakke land aangeschaft. Op grond van
de gunstige ervaringen kregen de machines die oor-
spronkelijk voor een maximum snelheid van 90 km/h
gebouwd waren, toestemming 100 km/h te rijden.
Twee langzaam lopende motoren die in het starre
locomotiefframe opgehangen zijn, drijven via twee
tussenassen en koppelstangen de drijfwielen aan.
Het uurvermogen van deze locomotief bedraagt
1 470 kW bij 65 km/h, het continue vermogen
1 225 kW bij 75 km/h. Na 1954 werden aan iedere
zijde (in rijrichting gezien rechts) een deur dichtgelast
en de deuren in het front, inclusief de overlooptreden,
verwijderd.
II
is een voortgaande ontwikkeling van de
II
voor de sneltrein-
3

Publicité

loading