Blaasfunctie
Reinigen van moeilijk bereikbare plaatsen
of waar zuigen niet mogelijk is, bijv. blade-
ren uit het grindbed.
Afbeelding
Zuigslang in blaasaansluiting steken,
de blaasfunctie is zo geactiveerd.
Werking onderbreken
Apparaat uitschakelen.
Afbeelding
Vloerkop in de opbergpositie hangen.
De werkzaamheden beëindigen
Apparaat uitschakelen en de stekker uit
de wandcontactdoos trekken.
Reservoir ledigen
Afbeelding
Apparaatkop afnemen, met nat of droog
vuil gevuld reservoir ledigen.
Apparaat opbergen
Afbeelding
Accessoires en stroomkabel aan het
apparaat opbergen en apparaat in een
droge ruimte bewaren.
Onderhoud
Gevaar
Bij alle reinigings- en onderhoudswerkzaamhe-
den altijd het apparaat uitschakelen en de stek-
ker uit het stopcontact trekken.
Reparaties en werkzaamheden aan elektri-
sche componenten mogen alleen door be-
voegde medewerkers van de technische
dienst worden uitgevoerd.
Let op
Geen schuurmiddelen, glas of reinigings-
middelen gebruiken! Dompel het apparaat
nooit in water.
Apparaat en kunststofaccessoires met
een in de winkel verkrijgbare kunststof-
reiniger verzorgen.
Reservoir en accessoires indien nodig
met water uitspoelen en laten drogen
voor verder gebruik.
28
Vlakvouwfilter reinigen
Afbeelding
Filterklep ontgrendelen en openen. Ka-
der en filter wegnemen en filter afklop-
pen. Indien nodig filter onder stromend
water reinigen. Filter niet schoonwrijven
of afborstelen.
Voor de montage volledig laten drogen.
Afbeelding
Vervolgens eerst de filter en daarna het
kader opnieuw aanbrengen.
Hulp bij storingen
Er ontsnapt water
Apparaat onmiddellijk uitschakelen.
I
Afbeelding
Vlottersysteem reinigen:
Kop van het apparaat verwijderen, vlot-
termand (A) in de richting van de pijl
opendraaien en verwijderen. Vervol-
gens de vlotter (B) wegnemen en beide
onder stromend water reinigen.
Indien nodig ook de afdekking van het
vlotterventiel (C) reinigen: Daartoe de
afdekking ontgrendelen en wegnemen.
Na de reiniging opnieuw aanbrengen
en vergrendelen (markering en symbo-
len in acht nemen).
Voor de montage eerst de vlotter in-
brengen, dan de vlottermand plaatsen
en vergrendelen.
– 4
NL
1