Bevestiging:
I
Overzicht van de openings- en sluitingsafstanden tussen de openingsdetector en de
magneet. Vanaf deze afstanden analyseert het ingebouwde contact de statusver-
andering van de toegangen.
Openings- en sluitingsafstand van het ingebouwde magneetcontact
Beweging
Status van
het contact
Tussenruimte
opening
Verticale
opening
verschuiving
Horizontale
opening
verschuiving
Bepaal de exacte bevestigingsplaats
voor de detector (zie "Voorzorgen vóór
het plaatsen").
De magneethouder mag niet meer dan
5 mm van de detector verwijderd wor-
den en dient tegenover het ingebouwde
openingscontact geplaatst te worden.
(richt de verticale inkerving op de sokkel
van de magneethouder volgens het pijlt-
je dat op de detectorsokkel staat).
Pas de hoogte van de magneethouder
aan met behulp van de vulstukken
zodanig dat hij op dezelfde hoogte staat
als de detectorsokkel.
!
De zij- en hoogteaanpassingen
zijn uiterst belangrijk voor een
correcte detectorwerking.
Houten drager
sluiting
34 mm
sluiting
20 mm
15 mm
sluiting
9 mm
M
23 mm
11 mm
M
24 mm
9 mm
12 mm
7 mm
Richten van de
inkerving volgens het pijltje
27
Zacht metalen drager
M
22 mm
11 mm
M
24 mm
19 mm
15 mm
8 mm
15 mm
12 mm
8 mm
6 mm
Max:
5 mm
35 mm
Max: 5 mm
NL