NEDERLANDS
5.2
Parameter
Druk de toets parameter zo vaak in, tot
de LED van de gewenste parameter
begint te branden. In de weergave ver-
schijnt meteen de actueel ingestelde
waarde van de gekozen parameter.
Met de toetsen + en - kunt u de actuele
waarde van de parameter veranderen.
De weergegeven waarden worden hier-
bij steeds meteen van de besturing over-
genomen. Een afsluitend bevestigen van
de invoer is niet noodzakelijk.
Lasstroom I
Maximale stroom voor de eigenlijke las-
procedure.
Instelbereik, in 1 A-stappen,
- bij het WIG-lassen: 5 A...170 A
- bij het elektrodelassen: 5...140 A.
3
Opmerking:
Gedurende het lasproces wordt
de actuele streefwaarde van de las-
stroom weergegeven.
Wanneer u een upslopewaarde resp.
downslopewaarde ongelijk 0 heeft inge-
steld, verandert zich bij het starten en bij
het beëindigen van het lasproces de
waarde in de weergave continu, tot de
eindwaarde is bereikt. Gelijktijdig knip-
pert gedurende deze tijd de LED van de
telkens actieve parameter.
Een veranderen van de lasstroom met
de toetsen + of - gedurende het laspro-
ces is steeds mogelijk.
3
Opmerking:
is een voetafstandsregelaar aan
het toestel aangesloten, schakelt het
toestel principieel in het tweetakt-bedrijf.
Is een handafstandsregelaar aangeslo-
ten, kan de bedrijfsstroom alleen met
deze
regelaar
worden
Stroominstelbereik
voetafstandsrege-
laar: minimale stroom tot ingestelde
bedrijfsstroom. Stroominstelbereik hand-
afstandsregelaar: minimale stroom tot
maximale stroom.
Upslope
Snelheid, waarmee de stroom op de
maximale lasstroom stijgt. U kunt deze
waarde alleen in een WIG-bedrijfssoort
veranderen.
Instelbereik: 0...100.
De stijging is lineair instelbaar. Bij een
waarde van 0 wordt de streefstroom
direct uitgegeven, bv bij het puntlassen.
Bij een waarde van 100 stijgt de las-
stroom minimaal met ca. 8 A/sec, tot hij
de streefstroom heeft bereikt. Bij een
waarde van 50 stijgt hij met 16 A/sec
dubbel zo snel.
Downslope
Snelheid, waarmee de stroom op de
minimale lasstroom daalt. U kunt deze
24
waarde alleen in een WIG-bedrijfssoort
veranderen.
Instelbereik: 0...100.
De stijging is lineair instelbaar, zie
"Upslope".
Gasnastroomtijd t.
Duur van uitstroom van het bescher-
mingsgas, na beëindiging van de laspro-
cedure.
U kunt deze waarde alleen in een WIG-
bedrijfsoort veranderen.
Instelbereik 0,0...25,0 sec, in 0,2 secon-
denstappen.
5.3
Bedrijf starten
Lassen met gasbescherming
A
Oppassen!
Voer onderstaande controles uit,
alvorens met het lassen te beginnen:
− Is het juise beschermingsgas
aangesloten?
− Wordt
gebruikt?
− Is de elektrode nog voldoende
spits?
Slijp
nodig.
3
Opmerking:
Elektroden voor het DC-lassen
alleen in langsrichting slijpen!
1.
Bevestig de lasstroomretourleiding
op een geschikte plaats op het
werkstuk.
2.
Open de hoofdafsluitkraan van de
gasfles en stel het gewenste gasde-
biet in.
Vervang het gasmondstuk indien
nodig.
gevariërd.
3.
Schakel de hoofdschakelaar in.
4.
Selecteer de gewenste lasmethode.
5.
Stel de gewenste lasstroom in.
Het lasapparaat is nu gebruiksklaar.
Elektrodelassen
1.
Bevestig de lasstroomretourleiding
op een geschikte plaats op het
werkstuk.
2.
Schakel de hoofdschakelaar in.
3.
Selecteer de lasmethode „Elek-
trode".
4.
Stel de gewenste lasstroom in.
Het lasapparaat is nu gebruiksklaar.
5.4
Het apparaat uitschakelen
1.
Sluit de hoofdafsluitkraan op de
gasfles.
2.
Stel de hoofdschakelaar in de stand
„0".
3.
Koppel de lasstroomretourleiding
van het werkstuk.
de
juise
branderkop
de
elektrode
bij
indien
4.
De stekker uit het stopcontact trek-
ken.
5.5
Algemene veiligheids-
voorschriften
Principieel moet u zich houden aan de
wettelijke voorschriften voor het gebruik
van booglasapparatuur.
Houd u aan de onderstaande tips om
veilig te werken met het lasapparaat!
B
Gevaar!
Elektrische spanning
− De machine mag uitsluitend in
droge ruimten gebruikt worden.
− Sluit het apparaat uitsluitend aan op
een stroombron, waarvan de beveili-
gingsinrichtingen correct functione-
ren.
In geval van twijfel neemt u contact
op met een elektromonteur!
− Reparaties en ingrepen in de appa-
ratuur mogen uitsluitend door elek-
tromonteurs uitgevoerd worden.
− Koppel het apparaat van de netvoe-
ding, alvorens het te openen.
A
Gevaar!
− Draag tijdens het lassen in elk geval
voldoende beschermende kledij.
− Gebruik in elk geval een lasschild en
veiligheidshandschoenen.
Zo beschermt u zich tegen rondvlie-
gende vonken en de vlamboogstra-
ling.
− Alle metaaldampen zijn schadelijk!
Zorg dat bij laswerkzaamheden in
gesloten ruimten steeds voldoende
ventilatie en afzuiging is, zodat de
maximaal toegelaten concentraties
van schadelijke stoffen op de werk-
plek niet overschreden worden.
De dampen van lood, cadmium,
koper, zink en beryllium zijn bijzon-
der gevaarlijk!
A
Oppassen!
− Las nooit lasmateriaal dat geaard is.
Zo vermijdt u eventuele beschadi-
ging van de beschermingsleiding
door zwerflasstromen (potentiaallus-
vorming).
− Bevestig de klem van de lasstroom-
retourleiding steeds rechtstreeks op
het lasmateriaal en zo dicht mogelijk
bij het laspunt.
− Wees bijzonder voorzichtig, wan-
neer u met het apparaat in de buurt
van
computers,
gestuurde installaties of in de buurt
van magnetische gegevensdragers
zoals geluidscassettes, diskettes,
gegevensbanden,
etc. werkt.
elektronisch
betaalkaarten