Installatie; Aansluitingen Aan Waterzijde; Aansluitingen Aan Rookgaszijde; Aansluiting Aan De Schoorsteen - Rapido F 110 NT Manuel D'installation

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

8. Installatie

De installatie moet worden uitgevoerd door een gekwalifi-
ceerd en erkend verwarmingstechnicus. Deze is verant -
woordelijk voor de installatie en de ingebruikname van de
installatie.
8.1 Aansluitingen aan water-
zijde
De aanslutingen voor aanvoer en terugloop bevinden zich
aan de achterzijde van de ketel, in het verlengde van de
verticale as van de ketel. De verdeelopeningen van de
retourverdeelpijp moeten horizontaal gepositioneerd zijn.
Voor het vullen en leegmaken van de ketel en de installatie
moet door de installateur een kraan worden voorzien aan
de retour van de ketel.
Bij gesloten installaties moet een overdrukventiel worden
gemonteerd in het ketelvertrek,
zo dicht mogelijk bij de ketel.
8.2 Aansluitingen aan rook-
gaszijde
De rookgaspijp moet volgens de voorschriften aan de rook-
gasstomp van de ketel worden bevestigd. Let er op dat de
rookgaspijp rondom goed is afgedicht met een keramisch
koord dat bij de ketel wordt monteerd (zie ook afbeelding 4).
Afb. 4
achterlid
rookgaskollektor
rookgasafvoer
afdichtingskoord

Aansluiting aan de schoorsteen

Een belangrijke voorwaarde voor een goed functionerende
verwarmingsinstallatie is een vakkundig gedimensioneer -
de schoorsteen.
Bovendien is het aan te raden om de rookgasafvoer tot de
schoorsteenovergang thermisch en acoustisch te isoleren.
Thermische isolatie vermindert warmteverlies, terwijil
acoustische isolatie het geruis van de vlam in de ketel
dempt, zodat deze niet als resonanties via de schoorsteen-
pijp en de lucht aan de omgeving kunnen worden doorge -
geven.
22
In normale omstandigheden zorgen de resonanties in de
schoorsteen niet voor storende geluiden in het gebouw of
de directe omgeving.
Aangezien de ketel met de rookgaspijp en de schoorsteen
een acoustisch systeem vormt, kan onder bijzonder nade-
lige omstandigheden toch resonantie optreden, die door
het acoustisch systeem zodanig wordt versterkt, dat via
de schoorsteenopening geluidsoverlast in de directe om-
geving optreedt. Is de schoorsteen acoustisch onvoldoen -
de geïsoleerd, of zijn er acoustische bruggen tussen de
schoorsteen en het gebouw, dan kan er ook in het gebouw
zelf geluidsoverlast optreden.

8.3 Testen van waterdichtheid

De volledige installatie van water voorzien en de water -
dichtheid testen zonder de druk hoger dan 6 bar te laten
oplopen.

8.4 Aansluiting van een brander

De brander moet volgens voorschrift van de betreffende
fabrikant op de voorgeboorde branderdeur gemonteerd
worden (zie afbeelding 5).
De branderpijp moet onder een hoek van 1,5° naar onder
in de ketel worden geplaatst.
Sommige branders zijn hiertoe reeds met een scheve flens
uitgerust.
Afb. 5
8.5 Inbouwen van een rookgas-
thermometer
De verwarminginstallatie kan met een rookgasthermome-
ter worden uitgerust. Hoe hoger de rookgastemperaturen,
hoe hoger het rookgasverlies in de ketel. Geleidelijk
stijgende rookgastemperaturen wijzen op toenemende
roetafzetting in de verwarmingsketel, waardoor het rende-
ment verminderd. Bij te hoge temperaturen moet een
vakman de installatie reinigen.
Rookgastemperaturen tussen 160°C en 240°C zijn ideaal.

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières