Aansluiting Van De Installatie; Aansluiting Van De Condensaatafvoer - Sime ATLANTIS HM ErP Serie Manuel D'utilisation

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

– Kit zonne-energie INSOL voor ketels voor
uitsluitend CV Art. nr. 8092235 (uitge-
zonderd de versies 30/50 - 30/110)
– Kit kaart RS 485 voor communicatie in
MODBUS Art. nr. 8092243.
Gedetailleerde instructies voor de montage
van de koppelingen vindt u op de ver-
pakking.
2.3
AANSLUITING
VAN DE INSTALLATIE
Om de verwarmingsinstallatie tegen scha-
delijke corrosie, ketelsteen of kalkafzetting
te beschermen is het van het grootste
belang om de installatie nadat het toestel
geïnstalleerd is schoon te spoelen in ove-
r eens t emming me t de nor m waarbij
geschikte producten gebruikt moeten wor-
den zoals bijvoorbeeld Sentinel X300
(nieuwe installaties), X400 en X800
(oude installaties) of Fernox Cleaner F3.
Volledige aanwijzingen worden bij de pro-
ducten verstrekt maar voor meer informa-
tie is het mogelijk om rechtstreeks contact
op te nemen met de firma (SENTINEL
PERFORMANCE SOLUTIONS LTD of FER-
NOX COOKSON ELECTRONICS).
Na het schoonspoelen van de installatie
wordt om de installatie ook op de lange ter-
mijn tegen corrosie en afzetting te bescher-
men het gebruik van inhibitoren zoals Sen-
tinel X100 of Fernox Protector F1 geadvi-
seerd. Het is belangrijk om na elke verande-
r ing aan de ins t allatie en na elke
onderhoudsinspectie de concentratie van
de inhibitor volgens de voorschriften van de
fabrikanten te controleren (bij de verkopers
zijn speciale tests verkrijgbaar). De afvoer
van de veiligheidsklep moet op een verzamel-
trechter aangesloten worden om de even-
tuele afvoerstroom te geleiden indien de klep
inschakelt. Als de verwarmingsinstallatie op
een hogere verdieping dan de ketel geplaatst
is, moeten de afsluitkranen zijn op de toe-
voer-en retourleiding van de installatie
gemonteerd worden.
LET OP: Als de verwarmingsinstallatie
niet schoongespoeld wordt en er geen
geschikte inhibitor aan toegevoegd wordt
dan wordt de garantie van het apparaat
ongeldig.
De gasaansluiting moet uitgevoerd worden
volgens het landelijke reglement NBN D
51.003/NBN D 61.002/NBN D 61.001. Bij
het bepalen van de afmetingen van de gas-
leidingen, van de meter naar de ketel, moet
er zowel rekening gehouden worden met
het debiet in volume (verbruik) in m
met de betreffende dichtheid van het in
aanmerking genomen gas. De doorsneden
van de leidingen waar de installatie uit
bestaat moeten zodanig zijn dat er voldoen-
de gas toegevoerd wordt om aan de maxi-
male vraag te voldoen en om het drukver-
lies tussen de meter en ongeacht welk
gebruikstoestel te beperken tot max.:
– 1,0 mbar voor de gassen van de tweede
familie (G20-G25)
52
– 2,0 mbar voor de gassen van de derde
familie (G31).
In de mantel is een zelfklevend plaatje aan-
gebracht waar de technische gegevens op
vermeld staan en de gassoort waar de
ketel op ingesteld is.
2.3. 1
Aansluiting van de
condensaatafvoer
Om het condensaat op te vangen moet de
lekbak, die van een hevel voorzien is, op de
afvoer in de woning aangesloten worden
waarbij een pijp gebruikt moet worden met
een minimum afschot van 5 mm per meter.
Alleen plastic pijpen voor normale woning-
afvoeren zijn geschikt om het condensaat
naar de afvoer in de woning te leiden.
3
/h als
A
2.3.2
De gasklep die toegepast wordt is stan-
daard voorzien van een inlaatfilter dat ech-
ter niet in staat is om al het vuil dat het gas
bevat en dat in de leidingen van het net zit
tegen te houden. Om te voorkomen dat de
klep niet goed functioneert of in sommige
gevallen zelfs de beveiliging waar de klep
mee uitgerust is uitgeschakeld wordt ver-
dient het aanbeveling om een geschikt filter
op de gasleiding te monteren.
2.4
De ketel en verwarmingsinstallatie moet
voor de versies met enkel CV (30 T ErP)
worden gevuld via de aansluiting (C). Voor
de accumulatiemodellen versies (30/50 -
C
APRE
OPENEN
Filter op de gasleiding
INITIËLE VULFASE VAN
DE INSTALLATIE (Afb. 5)
A
Afb. 5

Publicité

Chapitres

Table des Matières
loading

Table des Matières