PROBLEEM
1. Geen drukopbouw
bij sleutel, en/of
de momentsleutel
draait niet.
2.
Veiligheidsklep
aan terugvoerzijde
(T) van de
momentsleutel
opent.
OORZAAK
A. Geen spannnings- of pers-
luchttoevoer.
B. Pompmotor draait niet.
C. Defecte zekeringen (E-motor).
D. Onjuiste draairichting van
elektrische motor.
E. Koppelingen aan pomp of
momentsleutel niet volledig
aangesloten.
F. Olieniveau in pomp te laag.
G. Drukinstelling van overdruk-
klep op pomp te laag.
H. Lekkage in pomp of sleutel.
I. Defecte manometer.
J. Onjuist gemonteerde slangen.
A. Koppelingen in retourzijdevan de
pomp of momentsleutel niet
volledig aangesloten.
B. Onjuist gemonteerde slangen.
OPLOSSING
A. Verbind alle aansluitingen.
B. Controleer de netspannning.
C. Vervang de zekeringen.
D. Wijzig de aansluiting (ster-
ofdriehoekschakeling).
E. Haal de druk van de slangen,
schakel de pomp uit, en draai de
koppelingen handmatig vast.
F. Vul olie bij. Raadpleeg de
handleiding van de pomp.
G. Verhoog de druk door de over
drukklep van de pomp in te stellen.
Overschrijd nooit de maximale druk
of het maximale aanhaalmoment.
H. Bepaal of de lekkage zich in de
pomp of in de momentsleutel
bevindt. Neem contact op met uw
Enerpac-servicecentrum voor
assistentie.
I. Plaats een tweede glycerinege-
vulde manometer. Stel de druk van
de pomp af en controleer beide
manometers.
J. Verander de slangposities volgens
figuur
P) en (T naar T).
A. Schakel, terwijl de pomp draait, met
de afstandsbediening de kleppositie
van (P of A) naar (T of B) en terug,
om de druk van het systeem te
halen. Schakel de pomp uit en draai
de koppelingen handmatig vast.
B. Verander de slangposities volgens
figuur
en (T naar T).
98
10
op pagina 94: (P naar
10
op pagina 94: (P naar P)