Het apparaat mag niet worden gebruikt door personen die
■
ongevoelig zijn voor hitte en niet door andere bescherming
behoevende personen die niet op oververhitting kunnen
reageren.
Het apparaat niet gebruiken, wanneer het nog vochtig is.
■
Het moet volledig droog zijn voordat het weer mag worden
ingeschakeld.
Het apparaat niet inschakelen, wanneer het is samengevouwen
■
resp. het apparaat laten afkoelen, voordat het wordt
samengevouwen en opgeborgen.
Steek geen veiligheidsspelden, spelden of andere puntige
■
voorwerpen in het apparaat.
De netadapter niet met een ander apparaat resp. het apparaat
■
nooit met een andere netadapter gebruiken.
Het apparaat alleen buiten bereik van kinderen en dieren
■
gebruiken en bewaren. Ondeskundige bediening kan leiden tot
verwondingen en elektrische schokken.
De stroomtoevoer naar het apparaat moet worden onderbroken
■
als het niet onder toezicht staat en voordat het wordt gereinigd.
Controleer vóór elke ingebruikneming het apparaat op
■
beschadigingen. Gebruik het apparaat alleen wanneer het
apparaat en het aansluitsnoer geen schade vertonen! Wanneer
het apparaat of het aansluitsnoer zijn beschadigd, moeten
deze door de fabrikant, klantenservice of een professionele
werkplaats worden vervangen om gevaren te voorkomen.
Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk 'Reinigen en opbergen'
■
in acht!
Gevaar voor volgende groepen personen
■
De volgende personen mogen het apparaat uitsluitend na overleg met een arts
gebruiken:
– Dragers van een pacemaker of soortgelijke medische implantaten;
– Personen met hartaandoeningen of personen die aan epilepsie lijden;
– Personen met aandoeningen aan de rug of ruggengraat;
– Personen die aan osteomyelitis, infecties van het bot (in het bijzonder bij bescha-
diging van de ruggengraat) of aan osteoporose lijden;
– Zwangeren of vrouwen die kort geleden hebben gebaard;
– Personen die aan doorbloedingsstoornissen of trombose lijden;
31
NL