12. Verhelpen van storingen
U heeft met dit apparaat een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der techniek is ontwik-
keld en veilig is in het gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Daarom wordt hieronder beschreven hoe eventuele storingen kunnen worden verholpen:
Neem altijd de veiligheidsvoorschriften in acht!
Geen functie nadat het apparaat werd ingeschakeld:
• De netstekker zit niet goed in de contactdoos.
• Het netsnoer zit niet goed in de netaansluiting (5) van het apparaat.
• De contactdoos wordt niet van stroom voorzien.
• De zekering is doorgeslagen. Vervang deze. Als de zekering opnieuw doorslaat, brengt u het apparaat
voor reparatie naar een speciaalzaak.
Er volgt geen reactie op DMX-bevelen:
• De DIP-schakelaar 10 staat niet in de stand OFF.
• Aan de DMX-controller is de blackoutmodus geactiveerd.
• Het DMX-adres is verkeerd ingesteld.
• De verbinding tussen DMX-controller en de mistmachine is onderbroken.
• De DMX-leiding is te lang of wordt gestoord. Gebruik een speciale DMX-hoogfrequentieleiding. Probeer
om de DMX-leiding verder weg te plaatsen van stoorbronnen.
• De polariteit van de DMX-aansluitingen aan de DMX-controller en mistmachine zijn verschillend.
• Probeer indien mogelijk een andere DMX-controller.
Tijdens het bedrijf is plots geen mistuitstoot meer mogelijk:
• Het apparaat warmt na. Als het naverwarmen afgesloten is, werkt het apparaat weer.
• Het apparaat heeft geen contact meer met de voeding. Controleer de correcte verbinding en de spanning
van het stopcontact.
• De tank is leeg. Vul met mistvloeistof.
Het apparaat nevelt ondanks het uitgeschakelde nevelen resp. na het uitschakelen/loskoppelen nog kor-
te tijd na:
• Dit is geen defect. De rest van de zich nog in de mistuitgang bevindende mistvloeistof verdampt.
Andere reparaties dan hierboven beschreven mogen uitsluitend door een erkend vakman wor-
den uitgevoerd.
63