Oplossen Van Problemen - Ferroli PEGASUS F2 N 2S Instructions D'utilisation, D'installation Et D'entretien

Pegasus F2 N 2S

3.4 Oplossen van problemen

Probleem
Oorzaak en oplossing
Na enkele ontstekingspogingen blokkeert de elektronische besturingseenheid de verwarmingsketel.
De sproeier van de brander van de waakvlam is vuil - Met perslucht reinigen.
Controleer of de gastoevoer naar de verwarmingsketel normaal is en of de leidingen ontlucht zijn.
Controleer of de elektroden goed geplaatst zijn en of ze vrij zijn van afzettingen (zie afb. 21).
Controleer of de verwarmingsketel is aangesloten met een goede aardaansluiting.
Controleer de aansluitingen met de ontsteking- en ionisatie-elektroden.
Tijdens de ontstekingsfase vindt de ontlading tussen de elektroden niet plaats.
Controleer of de elektroden goed geplaatst zijn en of ze vrij zijn van afzettingen (zie afb. 21).
De regelthermostaat is te laag ingesteld.
Controleer de stroomtoevoer.
Controleer de aansluitingen met de ontsteking- en ionisatie-elektroden.
Controleer de aansluitingen met de elektronische besturingseenheid van de vlamcontrole.
Controleer of de FASE-NEUTRAAL niet zijn omgekeerd en of de contacten met de massa effi ciënt zijn.
Controleer de gasdruk bij de ingang en of eventuele gasdrukregelaars open staan.
Reset de veiligheidsthermostaat.
Reset de rookthermostaat.
Verzeker u ervan dat de omgevingsthermostaat gesloten is.
De brander brandt slecht: te hoge, te lage of te gele vlammen.
Vuile fi lter van de gasklep.
Controleer de voedingsdruk van het gas.
Vuile gassproeiers.
Controleer of de verwarmingsketel niet vuil is.
Controleer of de ventilatie van het vertrek waarin het apparaat staat voldoende is voor een goede
verbranding.
Geur van onverbrande gassen
Controleer of de verwarmingsketel schoon is.
Controleer of de schoorsteen goed trekt.
Controleer of het gasverbruik niet overmatig is.
De verwarmingsketel werkt, maar de temperatuur neemt niet toe
Controleer of de regelthermostaat met 2 stadia goed werkt.
Controleer of het toestel van het 2e stadium van de gasklep (maximaal vermogen) wordt gevoed (zie afb. 14).
Controleer of het gasverbruik niet lager is dan het voorziene gasverbruik.
Controleer of de verwarmingsketel goed schoon is.
Controleer of de verwarmingsketel evenredig is aan de vraag van de installatie.
Controleer of de verwarmingspomp niet geblokkeerd is.
54