Voorbereiding; De Acculader Aansluiten; De Snelsteek-Laadkabel Met De; Pooltangen Aansluiten - EAL APA 16496 Manuel De L'opérateur

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

6.3 VOORBEREIDING

Reinig de accupolen van stof en corrosieresten.
Uitsluitend voor open accu's: verwijder de
afsluitdoppen van de accucellen. Controleer het
vloeistofniveau in de cellen, raadpleeg hiervoor de
handleiding van uw accu. Vul gedestilleerd water
bij tot het minimale vulpeil bereikt is, niet méér. De
vloeistof zet uit tijdens het opladen en de accu kan
overstromen. Laat de cellen van de accu open tot het
opladen is voltooid.
Volg bij gesloten en onderhoudsvrije accu's de aanwij-
zingen van de accufabrikant heel nauwkeurig op.

6.4 DE ACCULADER AANSLUITEN

6.4.1 DE SNELSTEEK-LAADKABEL MET DE

POOLTANGEN AANSLUITEN

LET OP
Zorg ervoor dat de oplader niet is aangeslo-
ten op het stopcontact en dat de laadkabel
niet is aangesloten op de acculader.
Sluit altijd eerst de rode pluskabel (+) van
de oplader op de pluspool van de accu aan.
Sluit daarna de zwarte massakabel (-) op de
minpool van de accu aan. Als u de accu in de
ingebouwde staat oplaadt, sluit u de zwarte
minkabel (-) op de carrosserie (blank gede-
elte) aan, zover mogelijk uit de buurt van
de accu, carburateur en brandstofleidingen.
Houd altijd deze volgorde aan.
6.4.2 DE SNELSTEEK-LAADKABEL MET DE

RINGOGEN AANSLUITEN

LET OP
Zorg ervoor dat de oplader niet is aangeslo-
ten op het stopcontact en dat de snels-
teek-laadkabel niet is aangesloten op de
acculader.
Bevestig het ringoog van de rode pluskabel
op de plusaansluiting van de accu van uw
voertuig, bijvoorbeeld de schroef van de
poolklem. Het ringoog van de zwarte min-
kabel bevestigt u aan de massa-aansluiting
van uw accu. Leg de laadkabel zonder knik-
ken of trekspanning aan. Deze mag niet in
de buurt van hete of draaiende delen van de
motor worden gemonteerd. De aansluitstek-
ker mag niet nat worden.
20

6.5 DE ACCU OPLADEN

Sluit de snelsteek-laadkabel aan op de oplader. Steek
nu het netsnoer (positie 5 in het overzicht) van de
oplader in het stopcontact.
Let op: Als het controlelampje ‚FOUT' brandt (positie
4 in het overzicht), zijn de laadkabels verkeerd om
aangesloten, is er geen accu gedetecteerd of is de
verkeerde laadspanning voor uw accu ingesteld.
Oplossing: Trek de stekker van de lader uit het
stopcontact. Verwijder de pooltangen/ringogen van
de accupolen en sluit ze correct aan. Controleer of de
pooltangen/ringogen goed vast zitten. Stel de voor
uw accu correcte laadspanning in. Zolang het
controlelampje ‚FOUT' brandt, wordt het opladen niet
gestart.

6.5.1 DE LAADSPANNING SELECTEREN

Om het laadproces te starten, drukt u herhaald op de
keuzeschakelaar voor de laadspanning (positie 1 in het
overzicht) totdat de gewenste laadspanning is
ingesteld en het controlelampje ‚FOUT' niet meer
brandt. Bij werking op 6 V brandt het controlelampje 6 V
(positie 2 in het overzicht) en bij werking op 12 V brandt
het controlelampje 12 V (positie 3 in het overzicht).

6.5.2 HET OPLADEN

Als het opladen aan de gang is, wordt dit aangegeven
door het knipperen van het controlelampje voor de
laadspanning. Wanneer de accu volledig is opgeladen,
gaat het controlelampje continu branden. De accula-
der schakelt dan over naar de onderhoudsmodus.
In de onderhoudsmodus bewaakt de oplader de
accuspanning. Als de accuspanning onder een be-
paalde waarde komt te liggen (afhankelijk van het
type en de toestand van de accu), begint de lader met
opladen bij een lage laadstroom totdat de spanning
de streefwaarde voor een volledig opgeladen accu
heeft bereikt.

Publicité

Table des Matières
loading

Table des Matières