2.5 Elektrische aansluitingen
Aansluiting op het elektriciteitsnet
De verwarmingsketel moet worden verbonden met een eenfasige elektriciteitsleiding, 230 Volt-50 Hz.
De elektrische veiligheid van het apparaat wordt alleen bereikt wanneer het correct geaard is,
overeenkomstig de geldende veiligheidsnormen. Laat door een vakman controleren of de aard-
ing efficiënt en afdoende is. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade die ontstaat
doordat de installatie niet geaard is. Laat bovendien controleren of de elektrische installatie ges-
chikt is voor het maximumvermogen dat door het apparaat wordt opgenomen (dit staat vermeld
op het typeplaatje van de verwarmingsketel), door in het bijzonder na te gaan of de doorsnede
van de kabels geschikt is voor het vermogen dat door het apparaat wordt opgenomen.
De verwarmingsketel is voorbekabeld en wordt met een reeks connectoren geleverd voor de aansluiting
op eventuele accessoires: zoals circulatiepompen, mengkleppen, en ook op een thermostatische elek-
tronische besturingseenheid (zie schakelschema's). Bovendien is de ketel uitgerust met een connector
voor de aansluiting op de elektriciteitsleiding. De aansluitingen op het net moeten worden gerealiseerd
met een vaste aansluiting en door middel van een tweepolige schakelaar met een opening tussen de
contacten van minstens 3 mm; tussen de verwarmingsketel en de lijn moeten zekeringen van max. 3A
worden geplaatst. Het is belangrijk dat bij het aansluiten van de elektriciteitsleiding de polariteit (LIJN:
bruine draad / NEUTRAAL: blauwe draad/ AARDE: geel-groene draad) in acht wordt genomen.
Omgevingsthermostaat
LET OP: DE OMGEVINGSTHERMOSTAAT MOET SCHONE CONTACTEN HEBBEN. ALS OP
DE KLEMMEN VAN DE OMGEVINGSTHERMOSTAAT 230 V WORDT AANGESLOTEN, LOOPT
DE ELEKTRONISCHE BESTURINGSEENHEID VAN DE VLAMCONTROLE ONHERSTELBARE
SCHADE OP.
Bij het aansluiten van een eventuele omgevingsthermostaat met een dag- of weekprogramma of
een tijdschakelaar (timer), mag de voeding voor deze systemen niet van hun schakelcontacten
worden genomen. Ze moeten, afhankelijk van het type systeem, rechtstreeks door het lichtnet
of door batterijen worden gevoed.
Toegang tot het elektrische klemmenbord en de
interne componenten van het bedieningspaneel
Om toegang te krijgen tot de elektrische componenten in het
bedieningspaneel de volgorde van afb. 3 aanhouden.
De plaats van de klemmen voor de verschillende aansluitingen
is weergegeven in de schakelschema's van het hoofdstuk
Technische gegevens.
2.6 Aansluiting op het rookkanaal
De verbindingsleiding naar het rookkanaal moet een diameter hebben die niet kleiner mag zijn dan de
diameter van de aansluiting op de trekonderbreker. Vanaf de trekonderbreker moet de leiding minstens
een halve meter verticaal lopen. Voor de dimensionering en de plaatsing van de rookkanalen en de
verbindingsleiding moeten de geldende voorschriften worden gevolgd.
De diameters van de buisklemmen van de trekonderbreker zijn weergegeven in de tabel op afb. 2.
30
Legenda / volgorde
1
Deksel verwarmingsketel
2
Bevestigingsschroef en -plaat
3
Bedieningspaneel
Pegasus LN
1
2
3
Afb. 3