Télécharger Imprimer la page

Honeywell ISN3010B4 Mode D'emploi page 5

Détecteur infrarouge passif avec caméra

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

ISN3010B4
Bedrade Passieve infraroodsensor met camera (NEDERLANDS)
1. Inleiding
De ISN3010B4 volumetrische sensor gebruikt infraroodtechnologie en maakt deel uit van
de Intellibus randapparatuur die gebruikt wordt bij de Honeywell-centrales. Zie de bijgaande
montageinstructies.
2. Sabotageschakelaars
De ISN3010B4 is voorzien van een dekselsabotagebeveiliging die normaal gesloten is.
De sabotagebeveiliging gaat open als de deksel opengaat of als de detector van de muur
getrokken wordt.
Voor dewandbeveiliging gebruikt u of de muurbeveiliging, of de hoekbeveiligingsgaten bij het
vastschroeven van de basis, zie afbeelding 3.
3. Installatie-instructies
1)
Met een kleine schroevendraaier duwt u de vergrendeling op de bodem van de sensor in
en licht u de deksel op en verwijdert dit. Zie afbeelding 2
2)
Zie op afbeelding 1 waar u de sensor het beste kunt aanbrengen en monteer de basis
plat op de wand of in een hoek. Zie afbeelding 4.
3)
Bevestig het product zoals in afbeelding 3 aangegeven.
4)
Sluit de deksel niet voordat u klaar bent voor registratie
4. Omschrijving van de voeding
Het systeem wordt via de centrale door een kabel van variabele lengte gevoed. In tabel 1 staat de
ingangsspanning voor de detector vermeld.
Een ingangsspanning van 6.9V tot 8.2V geeft verminderde videofuncties. Een spanning hoger dan
15V geeft een lagere veiligheidsmarge voor te hoge BUS-spanning. Meer dan 20V kan
beschadiging van de apparatuur veroorzaken.
Bedrijfsingangsspanning
Absolute maximumwaarden
voor ingangsspanning
Tabel 1
Constant bedrijfsspanningsgedeelte
De LEDs beperken de minimum bedrijfsspanning tot 8,2V omdat voor infrarood LEDs een
bepaalde minimumwaarde vereist is.
Constant stroomverbruikgedeelte
Tabel 2 geeft het stroomverbruik van het apparaat weer afhankelijk van bedrijfsmodus en
ingangsspanning.
Ingangs-spanning
Video AAN, IR LEDs
8,2V
12V
15V
Tabel 2
5. Werking van de LED
De LED kan een indicatie geven over detectie of een indicatie over
databuscommunicatie. Gebruik de configuratie op de centrale om de
detectie-indicatie in te stellen. Communicatie-indicatie wordt alleen gegeven
als de centrale in de installateurmode is, en niet in de looptestmode. Zie
afbeelding 5.
6. Registratie
Registratie is de procedure waarbij de detector wordt 'ingeleerd' op de centrale.
Als de sensor op de BUS wordt aangesloten verloopt dit geheel automatisch.
Procedure
1)
Controleer dat de centrale in de inleermode is.
2)
Plaats de deksel van de ISN3010B4 zodat de databus ingeschakeld wordt.
De centrale kent automatisch een busadres toe, beginnend met 800,
3)
Na het registratieproces moet de LED aangeven dat de communicatie
goed verloopt. De centrale geeft aan dat een nieuwe module is
toegevoegd.
Opmerking: Registreer de sensor altijd nadat deze gemonteerd is.
.
MIN
MAX
8,2 V
15 V
6,9 V
20 V
Stroomverbruik
Video AAN, IR
UIT
LEDs AAN
140 mA
250 mA
90 mA
200 mA
70 mA
180 mA
7. Configuratie
De volgende instellingen kunnen geconfigureerd worden:
De alarm-LED
PIR-gevoeligheid
Instellingen van de afbeeldingen.
Alle instellingen worden via de configuratie van de centrale gedaan
8. Gevoeligheid van de instelling en het testen van de sensor
Stel de gevoeligheid in die geschikt is voor de toepassing (zie onderstaande opties) en plaats
de deksel weer. Begin de looptest zodra de LED ophoudt met knipperen (zie de alinea over de
werking van de LED). Loop door de detectiezone(s) en let op de LED van de sensor. De LED
geeft aan dat de beweging wordt gedetecteerd en dat het alarm wordt waargenomen.
Het absolute bereik van een sensor is variabel en hangt af van de verschillende soorten
kleding, achtergrond en omgevingstemperatuur. Zorg er daarom voor dat de meest
waarschijnlijke inbraakroutes binnen de detectiezones van de sensor'vallen, en dat langs
deze routes een looptest is uitgevoerd.
Gevoeligheidsopties
Gevoeligheidsniveau 4: 3–5 stappen. Dit is de aanbevolen instelling voor toepassingen
met huisdieren <36 kg.
Gevoeligheidsniveau 3: 2–4 stappen. Dit is de aanbevolen instelling voor toepassing
met huisdieren tot 18 kg.
Gevoeligheidsniveau 2: 1–3 stappen.
Gevoeligheidsniveau 1: 1–2 stappen. (Dit is de aanbevolen instelling voor elke locatie
waar een inbreker waarschijnlijk slechts een klein gedeelte van het bereik zal
doorkruisen (overeenkomstig EN50131))
Opmerking: De afstanden in de illustraties van het detectiepatroon dienen alleen als indicatie
en geven niet de maximale detectieafstanden weer
Speciale instructies voor instelling met huisdieren
Om volledig van de huisdierongevoeligheid in de ISB3010B4 gebruik te kunnen maken volgt
u de volgende richtlijnen op:
Stel de sensor in op stand 3 of 4, zoals hierboven aangegeven.
Bij gevoeligheidsniveau 4 mag het totale gewicht van de dieren niet hoger zijn dan 36 kg.
Bij gevoeligheidsniveau 3 mag het totale gewicht van de dieren niet hoger zijn dan 18 kg.
Monteer de sensor op een plaats waar op een afstand van 1,80 meter geen huisdieren
kunnen komen, zelfs als zij op meubels, dozen of andere voorwerpen klimmen.
Richt de sensor niet op trappen of meubels/voorwerpen waar dieren op kunnen klimmen.
Door veranderingen in de omgeving en de hoeveelheid warmte die door een dier wordt
afgegeven kan het huisdierongevoeligheidsniveau van de sensor variëren.
Elke installatie moet worden getest om het juiste niveau van
huisdierongevoeligheid te bepalen.
- 5 -
.

Publicité

loading