Télécharger Imprimer la page

marklin Krokodil Ce 6/8 Mode D'emploi page 20

Publicité

Anschluss der Gleisanlage
Um Spannungsverluste auf der
Anlage zu vermeiden, ist immer
auf gutes Zusammenpassen der
Schienenverbindungslaschen
zu achten. Alle 2 bis 3 m ist eine
neue Stromeinspeisung über
die Anschlussklemmen 5654
empfehlenswert.
Befahren von Steigungen
Im Gegensatz zum Vorbild kön-
nen mit einer Modellbahn auch
größere Steigungen befahren
werden. Im Normalfall sollte eine
Steigung bei maximal 3 Prozent
liegen. Im Extremfall sind bei
entsprechend eingeschränkter
Zugleistung maximal 5 Prozent
möglich. Der Anfang und das
Ende der Steigung sind auf jeden
Fall auszurunden.
Der Unterschied in der Steigung
zwischen zwei mindestens
300 mm langen Gleisstücken
darf maximal 1 bis 1,5 Prozent
betragen.
Betrieb auf der Anlage • Operation on a layout
Connections between the track
layout and the transformer
Rail joiners must fit well on the
rails of the track to which they
are joined to avoid voltage drop
on the layout. We recommend
that you install feeder wires
every 2 to 3 meters (7 to 10 feet)
using the 5654 feeder clips.
Operating the locomotive on
grades
In contrast to the prototype a
locomotive on a model railroad
can operate up steeper grades.
As a general rule a grade should
be no steeper than 3%. In extre-
me situations a maximum grade
of 5% is permissible, keeping
in mind that the locomotive's
tractive effort will be less. The
beginning and the end of the
grade must always work gradu-
ally up to maximum grade for the
route. The maximum allowable
difference in grade between two
track sections, each with a mini-
mum length of 300 mm (11-3/4")
is 1 to 1.5 percent.
Connexion des voies ferrées
Pour éviter des pertes de
potentiel sur l'installation, il faut
veiller à ce que les éclisses de
liaison des rails soient toujours
parfaitement adaptées. Une
nouvelle alimentation électrique
est conseillée tous les 2 à 3 m au
moyen des griffes d'alimentation
5654.
Franchissement des côtes
Contrairement à l'original, la ma-
quette est également en mesure
de franchir des côtes assez im-
portantes. En temps normal, une
côte devrait étre de l'ordre de
3% maximum. A l'extrême limite,
5% sont envisageables avec une
puissance du train réduite en
consequence. Le début et la fin
de la côte doivent en tous cas
étre arrondis.
La différence de pente entre
deux éléments de voie d'au
moins 300 mm de longueur doit
étre de 1 à 1,5% maximum.
20
Exploitation sur réseau • Bedrijf op een modelbaan
Aansluiting van de sporen
Om spanningsverlies op de
modelbaan te voorkomen moe-
ten de raillassen altijd goed op
elkaar aansluiten. Om de 2 à 3
meter moet de voeding opnieuw
op de rails gezet worden. Daarbij
zijn de aansluitklemmen 5654
aan te raden.
Berijden van hellingen
In tegenstelling tot het grote
voorbeeld kunnen met een
modelbaan ook grotere hellingen
bereden worden. Normaal moet
een helling maximaal 3 procent
zijn. In extreme gevallen is ma-
ximaal 5 procent mogelijk, maar
dan moet rekening gehouden
worden met een evenredig ver-
lies aan vermogen. Het begin en
het einde van de helling moeten
altijd gerond worden.
Het verschil in de helling tussen
twee tenminste 300 mm lange
railstukken mag maximaal 1 à 1,5
procent bedragen.

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

55563