Table des Matières
Publicité
2.9 Olie-aansluiting brander
De reeds gemonteerde olieslangen kunnen links of rechts met de
bijgeleverde doorvoertule naar buiten worden geleid (zie afb. 15).
Aandacht: Verwijder de afsluitstopjes in de nieuwe olieleidin-
gen, en let op de pijlmarkering aan het einde van
aansluitslang, zodat de leidingen juist zijn aangeslo-
ten.
– Olieleidingaansluiting met bovenmoer 3/8" met dichtingkegel.
2.10 Elektrische aansluitingen
Bij de elektrische installatie dienen de huidige VDE richtlijnen
evenals de vereisten van de plaatselijke controle- organismen voor
elektrische installaties te worden gerespecteerd. Als hoofdschake-
laar 'H' wordt een schakelaar gebruikt die alle polen onderbreekt,
met een minimale contactafstand van 3 mm, volgens VDE voor-
schriften. De voedingskabel wordt aangsloten aan de 7 polige
Euro stekker volgens DIN 4791, en bedraad volgens het schakel-
schema (afb. 16). De aansluiting vindt plaats door de branderstek-
ker en de aan de ketel te monteren tegenstekker (beide type Euro
7 polig) te verbinden. De brander is bij levering voorzien van een
stekker Euro 7 polig.
Aandacht: Controleer de juiste bedrading van de brander
stekker.
2.11 Algemene controles
Aandacht: Voor het in bedrijf stellen van de ketel de volgende
tests uitvoeren:
- Is er netspanning?
- Is de olievoorziening in orde?
- Zijn de afsluitstopjes uit de olieslangen verwijderd, en zijn
de slangen juist aangsloten (pijlen)?
- Is de toevoer van verbrandingslucht voorzien?
- Is de brander degelijk gemonteerd en de branderdeur goed
afgesloten?
- Is de ketel en de rookafvoer rookdicht?
3.
Indienstname
Om de brander in gebruik te nemen moeten alle nodige schake-
laars en aquastaten worden ingeschakeld. Als de brander en de
olievoorverwarming spanning krijgt, dan licht het groene lampje op
en verwarmt de olievoorverwarmer de olie die hij bevat. Het kan
tot 2 minuten duren alvorens de olie voldoende is opgewarmd.
Zodra de starttemperatuur van de olie is bereikt starten de instel-
motor van de luchtklep en de brandermotor, en wordt de ontste-
king ingeschakeld. Na verloop van de voorverluchtingstijd wordt
magneetventiel 1 geopend, de olietoevoer wordt vrijgegeven, en
er wordt een vlam ontstoken.
Is de stookoliepomp niet in staat tijdens de veiligheidstijd stooko-
lie aan te voeren, dan zal de brander in storing gaan. Na het her-
wapenen van de branderautomaat kan een nieuwe branderstart
worden geprobeerd. Ontluchting van de oliepomp en het olieaan-
voersysteem moet met behulp van de opening voor manome-
teraansluiting worden uitgevoerd (zie afb. 15)
Aandacht: De stookoliepomp mag zonder stookolie niet anger
dan vijf minuten ingeschakeld blijven, en dan nog
enkel, als voor het inschakelen stookolie in de
pomp aanwezig was.
2.9 Raccordement des fioul au brûleur
Les flexibles montés sur la pompe à fioul peuvent passer à droite
ou à gauche avec la douille pour tuyaux à mazout jointe
(Cf. fig. 15).
Attention: Retirer les embouts d'obstruction de flexibles. Lors
du raccordement au filtre à fioul, observer impérati-
vement la flèche marquée à
l'extrémité des tuyaux.
– Raccord de tuyaux femelle 3/8" avec bague bicône.
2.10 Raccordement électrique
L'installation électrique doit être effectuée conformément aux
prescriptions idoines VDE ainsi qu'aux exigences des entreprises
locales d'alimentation en électricité. Pour l'interrupteur principal
S1, utiliser un commutateur en charge conforme VDE, sur tous
les pôles, avec au minimum 3 mm d'intervalle de coupure. Le
câble de raccordement doit être raccordé dans la fiche Euro à 7
pôles conforme aux normes DlN 4791 et en respectant le sché-
ma de connexion (Cf. fig. 15).
Attention: Vérifier si la prise européenne (mâ le) est câ blée
correctement.
2.11 Contrô les généraux
Attention: Avant de mettre le brûleur en marche, il convient
de procéder aux vérifications suivantes:
- La tension de secteur est-elle là?
- L'alimentation en fioul en - elle correcte?
- Les bouchons d' obstruction des flexibles,
et les flexiblessont-ils correctement raccordés?
- L'arrivée d'air de combustion fonctionne-t-elle?
- Le brûleur a-t-il été monté correctement, et les portes de la
chaudière sont-elles fermées?
- La chaudière est-elles remplie d'eau?
- La chaudière et les conduites des gaz de combustion
sontelles étanches?
3.
Mise en service et entretien
Pour la mise en service du brûleur, tous les interrupteurs et les
régulateurs doivent être enclenchés. Lorsque le brûleur et le
réchauffeur sont sous tension, la lampe témoin vert s' allume et le
réchauffeur commence à chauffer. Le temps de chauffe peut durer
jusqu' à 2 minutes. Une fois la température de départ atteinte, le
moteur se met en marche et l' allumage se déclenche. Une fois le
temps de pré ventilation écoulé, l' électrovanne s' ouvre, l' arrivée
du fioul est dégagée, le fioul s' enflamme. Lors de la première mise
en service, si la pompe à fioul n' amène pas de fioul durant la
marge de sécurité, l' appareil se met hors service. On peut remett-
re le brûleur en marche en déverrouillant le dispositif d' allumage
automatique.
L' aération de la pompe à fioul et du système de canalisation se fait
par le raccordement du manomètre de la pompe
(Cf. fig. 15).
Attention: La pompe fioul ne doit pas être actionnée plus de
5 min. sans fioul, à condition qu'il y ait du fioul
dans la pompe avant la mise en service.
11
Publicité
Table des Matières
