INSTALLATIE
Inbouw en installatie moeten uitgevoerd worden met strikte inachtneming van de
geldende voorschriften. Elke ingreep mag slechts plaatsvinden terwijl het toestel
uitgeschakeld is. Ingrepen mogen uitsluitend verricht worden door erkende
vaklieden. De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden als de
veiligheidsvoorschriften niet opgevolgd worden.
Aansluiting op het elektriciteitsnet
Let voor het aansluiten op het volgende:
- De zekering en de huisinstallatie moeten op de max. belasting van het toestel
berekend zijn (zie typeplaatje).
- De huisinstallatie moet voorzien zijn van een aardaansluiting in overeenstemming
met de voorschriften.
- Het stopcontact of de meerpolige contactverbreker moet ook na installatie van het
toestel makkelijk bereikbaar zijn.
Dit toestel wordt geleverd met een elektrische voedingskabel. Aan de kabel
moet een geschikte stekker gemonteerd worden, in overeenstemming met de
elektrische belasting zoals gespecificeerd op het typeplaatje.
De stekker moet in een geschikte wand contactdoos gestoken worden. De kabel
moet op een zodanige manier gelegd worden zodat deze nooit een temperatuur
van meer dan 50°C kan bereiken.
Indien u een directe aansluiting op de elektriciteitsvoorziening (hoofdleiding)
wenst, moet u een omnipolaire schakelaar, met een minimumafstand van 3 mm
tussen de contactpunten, tussen het toestel en de hoofdleiding monteren, die
geschikt is voor de vereiste belasting en die in overeenstemming is met de
geldende voorschriften. De groen-gele aardingsdraad mag niet onderbroken
worden door de schakelaar en dient 2-3 cm langer dan de andere draden te zijn.
Het aanwezige netsnoer met stekker moet aangesloten worden op een
veiligheidsstopcontact (230 V~, 50 Hz). Het veiligheidsstopcontact moet in
overeenstemming met de voorschriften zijn.
NL-6