Télécharger Imprimer la page

Immergas 3.025483 Notice D'instructions page 15

Publicité

Les langues disponibles

Les langues disponibles

AANWIJZINGEN VOOR DE ELEKTRISCHE
INSTALLATIE.
De kabels voor de aansluiting met de ruimtethermo-
staten (24V) en/of met de Chronothermostaat CAR
of Super CAR mogen nooit aan de lijnkabels 230V
gekoppeld worden. De gebruikte ruimtethermostaten
moeten een potentiaal vrij contact hebben en over een
elektrische voeding met printkaart beschikken voor het
beheer van de zones, aanwezig in de kit. De maximale
afstand van de aansluitingen tussen de zone-kit en
de ruimtethermostaten mag niet meer zijn dan 50
m. De geleiders voor de laagspanningsaansluitingen
(24V) moeten over een minimumdoorsnede van 0.5
mm
beschikken. De aansluitdoos, aanwezig in de
2
kit, is reeds compleet van verbindingskabels voor de
interne componenten van de ketel (circulatiepompen,
mengkleppen, dashboard, veiligheidsthermostaat en
toevoersonde installatie) en is ook compleet van een
klemmenbord voor de aansluiting van de ruimtether-
mostaten voor de besturing van de zones.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
VAN DE COMPONENTEN VAN DE KETEL.
• Circulatiepomp directe zone 1 (4): door het
gebruik van de Kit zal de circulatiepomp voor de
verwarming, reeds aanwezig in de ketel, dienen
voor de circulatie van de directe zone. Koppel
hiervoor de connector, die de circulatiepomp voor
de verwarming voedt (det. 4 Fig. 1), van de kabels
van de ketel los (de connector bevindt zich bij de
circulatiepomp).
- Condensatieketel: sluit de mannelijke connector,
aanwezig op de kabels van de aansluitdoos en
aangeduid door het plaatje „Z1", met de vrou-
welijke connector aan, die van de betreffende
circulatiepomp komt.
- Traditionele ketel: open de aansluitdoos (25),
verwijder de kabel aangeduid door het plaatje
„Z1", vervang hem door de kabel aanwezig in de
kit en verbind hem met de circulatiepomp (4).
NB: De connector die na de vorige werkzaamheid is
vrij gebleven, moet in verticale positie blijven, met de
contacten naar beneden gericht.
• Circulatiepomp gemende zone 2 (9): sluit de cir-
culatiepomp van de lage temperatuurzone met de
kabel aan die uit de aansluitdoos komt, aangeduid
door het plaatje "Z2".
• Drieweg mengklep: sluit de motor (6) van de drie-
wegklep (5) met de kabel aan die uit de aansluitdoos
komt, aangeduid door het plaatje "3V 2".
• Veiligheidsthermostaat (14): sluit de kabel die uit
de aansluitdoos komt, aangeduid door het plaatje
"TS 2" met de fast-on klemmen aan van de veilig-
heidsthermostaat, eerder bevestigd op de buis (11).
• Toevoersonde (12): sluit de kabel die van de aan-
sluitdoos komt, aangeduid door het plaatje "NTC
2", met de toevoersonde aan, eerder bevestigd op
de buis (11), dek de sonde af met de dop, aanwezig
op de kabel.
AANSLUITING VAN DE KIT MET DE RUIM-
TETHERMOSTATEN ON-OFF.
De ruimtethermostaten On-Off van de directe en
gemengde zones moeten met het klemmenbord „X9"
aangesloten worden, aanwezig op de printkaart van
de kit, met de onderstaande sequentie en door de
aanwezige brug te elimineren:
a)
Klemmen 1 en 2 di X9 ⇔ aansluiting TA1 - directe
zone 1;
b)
Klemmen 3 en 4 van X9 ⇔ aansluiting TA2 -
gemengde zone 2;
De draden van de TA moeten door de ribbelbuis
lopen (21).
AANSLUITING VAN DE KIT MET DE PRINT-
KAART VAN DE KETEL.
Sluit de kabel, aangeduid door het plaatje "230V" (drie-
polig met zwarte, grijze en geel/groene kabels) met de
V2
printkaart van de ketel aan met de volgende polariteit:
Geel/groene kabel ⇔ aardklem dashboard ketel;
a)
b)
Zwarte kabel ⇔ klem A connector X10 kaart van
ketel;
c)
Grijze kabel ⇔ klem B connector X10 kaart van
ketel.
Sluit de kabel, aangeduid door het plaatje "24V", met
de kaart van de ketel aan nadat de brug werd verwijderd
op de klemmen 40 en 41 en neem de volgende polariteit
in acht:
a) Bruine kabel ⇔ klem 44 op de kaart van de ketel;
b) Blauwe kabel ⇔ klem 41 op de kaart van de ketel;
Na de aansluitingen de kabels van de kit samenvoegen
de kabels van de ketel samenvoegen d.m.v. de meege-
leverde klemmen.
AANSLUITING MET EEN OPTIONELE
AFSTANDSBEDIENING
(CAR
OF SUPER CAR).
V2
Het is mogelijk om de zone van de installatie te kiezen,
beheerd door de Afstandsbediening, via de keuzescha-
kelaar S26, aanwezig op de kaart voor het beheer van
de zone, zoals beschreven in de volgende paragraaf.
De elektrische aansluiting moet op het klemmenbord
van de kaart van de ketel uitgevoerd worden en de
hieronder vermelde polariteit moet in acht genomen
worden terwijl de brug, aanwezig op het klemmenbord
„X9 van de kit zone" moet geëlimineerd worden, over-
eenkomstig met de zone, geselecteerd als hoofdzone:
a)
Klemmen 42(+) van ketel ⇔ aansluiting IN+ op
Afstandsbediening;
b)
Klemmen 43(-) van de ketel ⇔ aansluiting IN- op
Afstandsbediening.
Controleer of "S25"is ingesteld op de "master kaart".
• De CAR
moet voorzien zijn van een On-Off wer-
V2
king (zie gebruiksaanwijzing) om de klimaatregeling
te verhinderen die onvoldoende comfort zou bieden
in de zones van de installatie die niet door CAR
maar door ruimtethermostaten worden beheerd.
• De Super CAR mag zowel in de On-Off modus (zie
gebruiksaanwijzing) als in modulerende modus
ingesteld zijn, volgens de opties beschreven in de
tabel "Temperatuurregeling toevoer".
NB: voor een optimale werking van de ketel contro-
leren of de Firmware-versie van de Super CAR de
versie 1.03 of hoger is.
Als u de modulerende modus instelt, de parameters
"DIMENS" en "OFFSET" op de Super CAR regelen,
zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing.
3.9
KAART VOOR ZONEBEHEER.
De kaart voor zonebeheer kan geconfigureerd worden
aan de hand van de selectors op de kaart (14 fig. 6)
waardoor u één van de volgende opties kunt kiezen:
15
nr.
OFF
Controle homogene
1
zones
Nr. 1 gemengde
2
zone (Z2)
3 Masterkaart
4 Hoofdzone = zone 1 Hoofdzone = zone 2
Super CAR: controle
5
toevoer hoofdzone
Max. temperatuur
gemengde zones =
6
50°C
7 Normale werking
8 Niet gebruikt
Minimumtempe-
9
ratuur gemengde
zones = 25°C
NB: de reeds bepaalde instellingen zijn vetgedrukt.
- S26 (6) bij een instelling waarbij de max. toevoer-
temperatuur 75°C is, moet de relatieve veiligheids-
thermostaat door een andere vervangen worden die
deze temperatuur kan verdragen.
Signaleringen. Op de kaart zijn verschillende leds
aanwezig om de werkingsstaat weer te geven en om
eventuele storingen te melden.
De leds van 1 tot 7 (13 fig. 6) melden de inschakeling
van de relatieve relais:
- Led H1 activering directe zone 1
- Led H2 activering gemengde zone 2
- Led H3 activering zone gemengde 3 (optie)
- Led H4 opening mengklep gemengde zone 2
- Led H5 opening mengklep gemengde zone 2
- Led H6 opening mengklep gemengde zone 3 (optie)
- Led H7 sluiting mengklep gemengde zone 3 (optie)
Als de led H11 aan is, betekent dit dat de kaart voor
zonebeheer gevoed is.
De led 8 en 9 duiden de werkingsstaat van de kaart aan:
Signalering
V2
Verwarmingsverzoek
aanwezig
Deactivering zone actief
Interventie veiligheids-
thermostaat zone 2
Storing sonde zone 2
Interventie veiligheids-
thermostaat zone 3
Storing sonde zone 3
Communicatie IMG
aanwezig
Storing IMG bus
Legenda:
ON = Aan
OFF = Uit
ON L = Traag knipperend (0,6 s on , 0,6 s off)
ON V = Snel knipperend (0,3 s on, 0,3 s off)
ON F = Flash knipperend (0,2 s on, 1 s off)
ON A = Afwisselend knipperend
Aandacht: als meerdere leds gelijktijdig aangaan, wor-
den meerdere werkingstoestanden aangeduid.
ON
Controle gemengde
zones
Nr. 2 gemengde zone
(Z2 en Z3)
Slavekaart
Super CAR: contro-
le toevoer installatie
Max. temperatuur
gemengde zones =
75°C
Erkenningsstatus
multizone
Niet gebruikt
Minimumtempera-
tuur gemengde zones
= 35°C
led H8 = ON
led H8 = ON L
led H9 = ON
led H9 = ON L
led H10 = ON
led H10 = ON L
led H10 = ON F
led H9 - H10 = ON A

Publicité

loading