Elektrische Voeding, Stookolievoeding - elco VECTRON BLUE L 01.18 DUO Notice D'emploi

Montage
Elektrische voeding
Stookolievoeding
25
Uitsluitend de elektrovakman mag
de elektrische installatie en
aansluitwerkzaamheden verrichten.
Neem daarbij de geldende
voorschriften en richtlijnen in acht.
Elektrische aansluiting
Controleer of de netspanning
G
overeenkomt met de aangegeven
bedrijfsspanning van 230 V, 50 Hz.
Afzekering van de brander: 10 A
Elektrische stekkerverbinding
m
De brander moet van het net
kunnen worden verwijderd met
behulp van een meerpolige
Stookolievoeding
De meegeleverde olieslangen zijn reeds
aangesloten op de oliebranderpomp. De
voorloopslang heeft een speciale
markering om verwisseling te voorkomen.
De olieaansluiting vindt plaats via een
enkelleidingsysteem met ontluchtingsfilter.
Plaats het filter* zodanig dat een vakkun-
dige slanggeleiding gegarandeerd is. De
slangen mogen niet knikken.
De olieleiding moet een nominale
doorlaat DN4 hebben. In Zwitserland
leiding polyamide DN4, DIN16773).
m
Gebruik een filter met een
zeefwijdte < 25 µm.
Olietoevoer
De olietoevoer moet zorgvuldig worden
geïnstalleerd overeenkomstig DIN 4755
en de plaatselijke voorschriften, ter
garantie van de bedrijfsveiligheid van
de installatie.
04/2006 - Art. Nr. 13 018 053C
onderbreker overeenkomstig de
normen van kracht. Brander en
warmteapparaat (ketel) worden
met elkaar verbonden via een
7-polige en een 4-polige
stekkerverbinding 2.De kabels die
op die connector zijn aangesloten
moeten een diameter hebben
tussen 8,3 en 11 mm.
De aansluitkabel wordt door de
slangbeugel geleid en geborgd.
De stekkerverbinding 1 dient voor de
aansluiting van een externe regeling.
De kabel wordt door de slangbeugel
onder de apparaatplaat geleid en
geborgd.
Neem de grenswaarden voor
zuigleidingslangen en zuighoogtes
overeenkomstig de Procal-richtlijn
respectievelijk de richtlijn voor de
opzet en dimensionering van
apparaten met zuiginstallatie in acht.
De zuigleiding wordt bij kubusvormige
tanks tot 5 cm en bij cilindrische tanks
tot 10 cm boven de tankbodem geleid.
Let op het volgende.
Maximum toevoerdruk aan de pomp
G
< 2 bar.
Maximum aanzuigvacuüm aan de
G
pomp 0,4 bar.
Zuig vóór de inbedrijfstelling olie aan
G
met de handpomp, en controleer de
olieleidingen op dichtheid.
Montage waterveiligheidskabel (optie)
De waterveiligheidsklep wordt
aangesloten via een afzonderlijk
geleide kabel, en eventueel via de
slangbeugel onder op de apparaatplaat
geleid en geborgd.
Demonteer de aansluitkabel van
G
brandermotor 3.
Steek de tussenstekker 4 op de
G
brandermotor.
Steek de aansluitkabel van de
G
brandermotor in bus 5.
Realiseer de aansluiting water-/
G
brandveiligheidsklep contrastekker 6
op water- respectievelijk
brandveiligheidsklep.
m
Test de werking van de
installatie!
NL