Riello NEXPOLAR 004 ME Instructions D'installation page 53

Courbes climatiques personnalisées
Les paramètres 112 et 117 configurés sur 0 permettent de
charger une courbe climatique personnalisée dans le
contrôle.
Les figures montrent les paramètres du tableau de confi-
guration de l'installateur qui doivent être réglés pour créer
les courbes climatiques personnalisées en chauffage et en
climatisation.
Dans le cas où l'application demanderait de travailler à
un point de consigne de l'eau fixe, il faut configurer une
courbe climatique horizontale. Cette opération est possible
en fixant le paramètre 120 = 121 en chauffage et le 124 = 125
en climatisation.
65
1
55
par 4
45
y
3
35
25
15
-15 -10 -5
1
Chauffage
2
Climatisation
x
Température extérieure
Y
Température de l'eau
Adaptation de la courbe de chauffage
Le Panneau de commande adapte le point de consigne
de l'eau en fonction de la température réelle de la pièce
mesurée par l'interface utilisateur Panneau de comman-
de de façon à maintenir la température de la pièce con-
stante pour le confort et l'économie d'énergie.
La température réelle de l'eau peut donc varier de +/-
5°C par rapport à celle calculée de consigne.
L'utilisateur peut également interagir avec cette fonction
en augmentant ou en diminuant le point de consigne et
en réglant la température de l'eau avec le paramètre 4
comme indiqué sur la figure.
Correction de la température de la pièce
L'utilisateur peut corriger la température lue par le Pan-
neau de commande en cas d'erreurs dues à la position.
Il est possible de la corriger de +/- 5°C à l'aide du pa-
ramètre 13 (voir tableau fonctions paramètres).
1
1 - MAX W T° W1 (Par No 121)
2 - NO HEAT T° W1 (Par No 120)
3 - REGION T° O (Par No 118)
4 - STOP H T° O (Par No 119)
2
4
0 5 10 15 20 25
x
Persoonlijke klimaatcurven
Als de parameters 112 en 117 op 0 ingesteld zijn, kunt u in
de besturing een zelf-ingestelde klimaatcurve invoeren.
De afbeeldingen geven aan welke parameters in de con-
figuratietabel van de installateur ingesteld moeten wor-
den om persoonlijke klimaatcurven voor verwarming en
koeling te creëren.
Als de toepassing een vaste setpoint voor het water no-
dig heeft, moet u een horizontale klimaatcurve instellen.
Dat is mogelijk als parameter 120 = 121 in verwarming en
124 = 125 in koeling ingesteld worden.
20
1
par 4
15
3
y
10
5
0
15 20 25
1
Verwarming
2
Koeling
x
Buitentemperatuur
Y
Watertemperatuur
Aanpassing aan de verwarmingskromme
Het bedieningspaneel past de setpoint van het water aan
in functie van de reële temperatuur in de kamer, geme-
ten door de gebruikersinterface bedieningspaneel, zodat
de omgevingstemperatuur constant blijft voor comfort en
energiebesparing.
Daarom kan de reële watertemperatuur +/- 5°C variëren
ten opzichte van de berekende setpointtemperatuur.
De gebruiker kan met deze functie interageren en de
setpoint verhogen of verlagen door de watertemperatuur
met parameter 4 te regelen zoals getoond op de afbeel-
ding.
Correctie van de omgevingstemperatuur
De gebruiker kan de temperatuur die hij op het bedie-
ningspaneel afleest corrigeren in geval van fouten te wijten
aan de positie.
Met parameter 13 (zie tabel functies parameters) kunt u
hem corrigeren met +/- 5°C.
53
NexPolar
2
1 - MAX COOL W T° (Par No 125)
2 - MIN COOL W T° (Par No 124)
3 - COOL STOP T° (Par No 123)
4 - MAX REGION T° (Par No 122)
2
4
30 35 40 45
x