hager EE 810 Mode D'emploi

F P
GB E
D S
NL N
EE 810, EE 811, EE 812
Mise en oeuvre
Afin d'obtenir des conditions optimales de
détection, il est souhaitable de respecter les
préconisations suivantes :
- hauteur d'installation recommandée entre
2.5 m et 3.5 m
- dans des bureaux, le détecteur doit être installé
directement au dessus du poste de travail
- dans des zones de circulation (couloir, hall,..),
le détecteur doit être orienté dans l'axe de la
zone de passage
- lors de l'association de plusieurs détecteurs,
il est nécessaire que les zones de détection
se recouvrent
Implementation requirements
Requirements for optimal detection:
- Recommended installation distance from
ground: 2.5 m —> 3.5 m
- In offices, the detector must be installed
above the workstation
- In traffic areas (corridor, hall,...), the detector
must be placed in the direction of traffic
- When associating several detectors,
detection areas shall overlap
- Keep away from environmental disturbances
(heat sources, partitions, houseplants,
ventilation,...)
Inbetriebnahme
Zur Erzielung optimaler Meldebedingungen sind
nachstehende Empfehlungen zu beachten:
- Empfohlene Einbauhöhe zwischen 2.5 m
und 3.5 m
- In Büroräumen ist der Melder direkt über
dem Arbeitsplatz zu installieren.
- In Korridoren (Flur, Eingangshalle usw.) ist
der Melder auf die Durchgangsbereiche
auszurichten.
- Bei Verbundschaltung mehrer Melder müssen
die Erfassungsbereiche einander überlappen.
- Umfeldbedingte Störungen (Wärmequellen,
Installatie
Om optimale detectievoorwaarden te
garanderen, is het raadzaam dat u de
volgende aanbevelingen in acht neemt :
- aanbevolen installatiehoogte tussen 2,5 m
en 3.5 m
- in kantoren moet u de melder vlak boven
de werkplek installeren
- in circulatiezones (gang, hal,..) moet u
de melder richten in de as van de
doorgangszone
- bij aaneenschakeling van verschillende melders
moeten de detectiezones elkaar overlappen
Annexe de paramétrage pour
F
detecteurs de présence 360°
Appendix: Set-up instructions
GB
for 360° presence detectors
Einstellanweisung für
D
360°-Präsenzmelder
Bijlage inzake parameterinstelling
NL
voor aanwezigheidsmelders 360°
- éviter les perturbations dues à l'environnement
F
(sources de chaleur, cloisons, plantes vertes,
aération, ...)
Montage
La pose du module de puissance peut être réalisée
de 2 façons:
- encastrée : boîte d'encastrement avec entraxe
60mm, profondeur conseillée 50 mm
- en saillie : accessoire de montage EE813
Raccorder suivant les schémas de montage ci-
contre.
L'assemblage de la tête de détection avec le
module de puissance est réalisé grâce aux lames
ressorts.
Installation
GB
The power module may be installed in either way:
- Flush-mounting: flush-mounting box of 60mm
centre-to-centre, with recommended depth of
50mm
- Projecting: with mounting accessory EE813
Connect according to connection diagrams
shown opposite.
Detection head assembly with power module is
ensured by means of spring blades
Trouble shooting
• False switching of lighting point:
Check that the detector is not exposed directly to a
heat source or a lighting source, or is not placed
above a ventilation grid...
Trennwände, Grünpflanzen, Lüftungsaustritte
D
usw.) sind zu vermeiden.
Montage
Das Leistungsmodul kann auf zweierlei Weise mon-
tiert werden:
- Unterputzmontage: Unterputzdose, Bohrlochabstand
60mm, empfohlene Tiefe 50 mm.
- Aufputzmontage: Montagezubehör EE813.
Anschluß gemäß umseitigem Anschlußbild.
Anschluß des Melderkopfs am Leistungsmodul mit
Hilfe der Klemmfedern.
- omgevingsstoringen (warmtebronnen,
NL
scheidingswanden, sierplanten, ventilatie, ...)
moeten worden vermeden.
Montage
U kunt de vermogenmodule op 2 manieren
monteren:
- inbouwmontage : inbouwdoos met hartafstand
van 60 mm, aanbevolen diepte 50 mm
- opbouwmontage : montageaccessoire EE813
Voor het aansluiten baseert u zich op de schema's
hiernaast.
De assemblage van de detectiekop met de
vermogenmodule gebeurt met behulp van de
veerbladen.
Module de puissance - Power Module -
Leistungsmodul - Vermogenmodules
Que faire si ?
Vérifier que le détecteur n'est pas exposé direc-
tement à une source de chaleur,à une source
lumineuse, au dessus d'une grille d'aération...
Vérifier si la hauteur d'installation et l'emplace-
ment du détecteur est optimale.
Les boutons poussoirs de dérogation (pour
EE 811/ EE 812) doivent aussi être raccordés
sur cette même phase.
Check whether the distance of the device from
the ground is sufficient and its location is
optimal.
Override pushbuttons (for EE 811/EE 812)
must be also connected to this same phase.
Was tun im Problemfall?
Prüfen, ob der Melder direkt einer Wärmequelle
bzw. einer Lichtquelle ausgesetzt ist oder sich
direkt über einem Lüftungsaustritt befindet.
Prüfen, ob Einbauhöhe und Einbauort des
Melders optimal sind.
Die Zwangssteuerungstaster (für EE 811/
EE 812) sind ebenfalls an diese Phase
anzuschließen.
Oplossen van problemen
Controleer of de melder niet rechtstreeks is
blootgesteld aan een warmtebron, een lichtbron
en of hij zich niet boven een ventilatierooster
bevindt...
Controleer of de installatiehoogte en de plaats
van de melder optimaal zijn.
De onderdrukkingsdrukknoppen (voor EE 811/
EE 812) moeten eveneens op diezelfde fase
worden aangesloten.
1
71 mm
• Enclenchement intempestif du point
d'éclairage :
• La portée du détecteur est trop faible :
L
ors de l'association de plusieurs
détecteurs, il est obligatoire d'utiliser
la même phase d'alimentation.
• The range of the detector is too short:
W
hen associating several detectors,
using the same power supply phase
is a requirement.
• Unplanmäßiges Auslösen der Beleuchtung:
• Melderreichweite zu schwach:
B
ei Verbundschaltung mehrerer Melder
sind diese obligatorisch an dieselbe
Phase anzuschließen.
• Ongewenst inschakelen van de verlichting :
• Bereik van de melder is ontoereikend :
B
ij aaneenschakeling van verschillende
melders moet u absoluut
dezelfde voedingsfase gebruiken.
6E 7545.a